De actieve kunstliefhebber komt Johan Clarysse regelmatig tegen op tentoonstellingen en solopresentaties. Rond zijn veertigste is hij zich helemaal als schilder gaan profileren, een late roeping als het ware.
Johan Clarysse - Het beeld en de zin
Lentebeelden
Johan Clarysse (°Kortrijk 1957) studeerde filosofie aan de Leuvense universiteit en volgde er ondertussen lessen aan de academie. Hij kreeg er les van Marc Raes die hem vooral leerde tekenen. Daarna trok hij naar de academie in Brugge. Hier zijn het de namen van Jan Karel Demarest, Johan Janssen en Jan Karel Verbeke die hem als leraars zijn bijgebleven. In Kunsthuis Loosveldt in Brugge heeft hij zijn eerste individuele tentoonstelling in 1990. Hij werkt dan nog in de sfeer van de lyrische abstractie. “Ik ben daarmee gestopt na een bezoek aan het concentratiekamp van Dachau. Met die ervaring wou ik iets beeldends doen. Ik kon hier met de lyrische abstractie geen weg. Ik wou meer indringende beelden maken. Ik dacht aan Francis Bacon die beweerde dat abstractie nooit wreed kan zijn.”
We zijn dan inmiddels in 1995 aangeland. Hij verzamelt archiefbeelden van Dachau en kopieert die. Hij maroufleert ze, overdekt ze met diverse lagen glacis en tekent daarop wat hij symbolen van cocooning noemt, de oppervlaktestructuur van het leven. Hij brengt ook het woord, de taal in het werk. Het zijn grootschalige werken van bijna drie meter breed. Hij wordt ermee geselecteerd voor de prestigieuze Europaprijs voor Schilderkunst 1996 in Oostende. Dat is zowat een kanteljaar. Hij komt naar buiten met zijn Lentebeelden, bij dezelfde galeriehouder, Rob Loosveldt, die inmiddels in de buurt van het toenmalige Provinciaal Museum voor Moderne Kunst (nu MuZee) te Oostende al enkele jaren een nieuwe galerie heeft geopend. Die werken vormen een emotionele tegenpool met de voorgaande.
Lentebeelden is de quasi letterlijke vertaling van het Japanse shunga. En shunga zijn eigenlijk erotische prenten, want lente wordt in Japan blijkbaar eufemistisch gebruikt voor seks. De Japanners hebben een grote traditie in erotische prentkunst die vooral in de Edoperiode (zeventiende tot negentiende eeuw) haar hoogtepunt bereikte. Ook hier maakt Clarysse kopieën van die prenten, brengt ze aan op doek of paneel en overschildert ze zodanig dat ze nog steeds zichtbaar blijven, zij het iets moeilijker leesbaar. Hij combineert die beelden met Franse woorden. Niet toevallig Frans, dat heeft voor ons een heel andere gevoelswaarde dan Engels of Duits. Frans associëren we eerder met het charmerende, met de luxe, calme et volupté van Baudelaire en Matisse. Soms verwerkt hij ook nog sjabloonachtige figuren in de werken en bekomt op die wijze interessante dialogen of aanzetten daartoe voor de kijker. Een vrijend koppel met daaronder het woord célébration wordt overschilderd met muisjes. Muizen staan in de klassieke mythologie voor wellust en ook in het volkse taalgebruik hoeft de betekenis niet uitgelegd. Wat Clarysse in feite doet is spelen met betekenissen: door de onderliggende tekening wordt al het andere, zowel woorden als sjablonen, geërotiseerd.
Handelingen, Joh. 7 en Matt. 5
Een aantal jaren later, in 2003 en 2004, vindt Johan Clarysse vooral inspiratie in de film. Zowel in Ceci n’est pas de la tristesse bij Galerie S. & H. De Buck in Gent als later in Roeselare en Damme toont hij filmstills die hij al schilderend manipuleert en interpreteert. “Die beelden hadden een emotionele intensiteit waar ik toch wel afstand van wilde nemen. Ze zijn daarom eerder monochroom geschilderd en voorzien van tekst.” In de tentoonstelling te Gent zien we nog dat Clarysse de beelden combineert met kleurvlakken en dat hij de tekst zowel over het beeld als over het kleurvlak zet. Later verdwijnt het kleurvlak en blijft enkel het beeld met daarop de tekst.
Zo ontstaat een reeks schilderijen met de vermelding Handelingen gevolgd door een cijfer. Hij toont ze in de tentoonstelling Alle Lust will Ewigkeit in CC De Spil te Roeselare. Handelingen verwijst natuurlijk naar het boek over de handelingen der apostelen in het Nieuwe Testament. “Die verwijzingen waren niet volledig arbitrair. In het lager onderwijs had ik een meester die heel boeiend kon vertellen. Zo herinner ik me nog levendig de bekering van Saulus die van zijn paard gebliksemd werd.”
In het gesprek waarbij we zijn evolutie overlopen, verwijst hij ook naar de foto’s van Olivier Toscani waar het merk Benetton zijn ophefmakende reclamecampagnes mee stoffeerde. Tussen het beeld en het merk was er geen enkel verband. Johan Clarysse zette in 2004 zelf een klein experiment in die zin op. Tijdens zijn tentoonstelling te Roeselare werden een duizendtal affiches verspreid. Ze gaven twee werken van hem weer, een schreeuwende man en een roepende vrouw, beiden in close-up en voorzien van een opschrift (respectievelijk ‘Joh. 7’ en ‘Matt. 5’). Ze waren overal in de stad te zien, ook op enkele panelen aangebracht naast officiële verkiezingsborden. Mensen die vertrouwd zijn met bijbelteksten weten dat de verwijzingen naar Mattheus en Johannes eigenlijk een beetje vals, want onvolledig zijn. Het is een Spielerei, eens kijken hoe men reageert op werk in de publieke ruimte en natuurlijk ook op het innemen van die publieke ruimte. Maar het is ook een statement: daar waar de reclame over het algemeen een gevoel van welbehagen wil creëren, zijn die woedende gezichten in het stadsbeeld eerder dreigend, scheppen ze een sfeer die niet beantwoordt aan onze verlangens.
De relatie woord - beeld is een constante het werk van Johan Clarysse. Hij gaat niet enkel termen of losstaande woorden, maar ook zinnen gebruiken in diezelfde tentoonstelling. Meestal is er eerst het beeld en dan pas de zin, een zeldzame keer maakt hij de omgekeerde beweging. “Het zinnetje is nooit een uitleg voor het beeld. Ik kader heel bewust het beeld om er spanning in te krijgen. Soms neemt een tekst het hele schilderij in.”
Hij geeft het voorbeeld van een tekst van Frank Zappa die hij gebruikte: “What’s the ugliest part of your body? Some say your nose, some say your toes, but I think it’s your mind.” Clarysse: “Het schilderij zelf is eerder romantisch en zou zonder tekst een slecht schilderij zijn. Ik gaf de werken bewust ‘Zonder titel’ als titel omdat de tekst integraal deel uitmaakt van het beeld, een bewust beeldelement is.” Hier is Clarysse uiteraard geen uitzondering in en sluit hij zich aan bij een lange en grote traditie van kunstenaars die tekst als een beeldelement in hun werk beschouwen.
Hij maakt ook geregeld gebruik van veelluiken. Dat zijn soms diptieken zoals in Lentebeelden al het geval was, maar het kunnen ook polyptieken zijn. Zo heeft hij er een gemaakt van twaalf doeken. Er is geen tekst te bespeuren. “Het literair aspect komt hier naar voor door de combinatie van de beelden. Ik zorg voor een stemming, de kijker kan er een verhaal bij bedenken.”
Is 'Het kwade' van groot belang voor 'Het goede'?
In april 2006 krijgt Johan Clarysse een residentie in de Fundacion Cultural Knecht-Drenth in Callosa, een dorp in de buurt van Alicante. Het is voor hem een uitstekende gelegenheid om van daaruit naar de Andalusische steden te gaan om er de geroemde Semana Santa mee te maken. Hij houdt er een dagboek bij dat te vinden is op zijn website en dat meteen illustreert dat hij naast de schilderkunst ook wel het woord beheerst. Het hele gebeuren rond de Goede Week in Al Andaluz kan geen mens onberoerd laten, of je nu gelovig bent of niet. De plasticiteit treft hem in de puntige kappen van de boetelingen, de barokke beelden en de loodzware platforms die vele tientallen stoere mannen dragen, de mantilla’s van de vrouwen die een spel van schaduwen op de gezichten tekenen. Hij wordt ook getroffen door de impact van het gebeuren, van de ideologie op de mensenmassa. Met zijn filosofische achtergrond kan hij niet anders dan associëren met de invloed van andere ideologieën waarin het individu als zodanig verdwijnt, oplost in een massa. “Die scala aan emoties is fascinerend. Je wordt daar toch in meegesleurd. Het is theater en toch zo echt. Ik hou van die ambigue situaties, dat intrigeert me.” Uit Andalusië bracht Clarysse veel foto’s en videomateriaal mee en dat is een schat waaruit hij inspiratie put. De schilderijen zelf zijn in het atelier in Brugge ontstaan en gegroepeerd in een reeks met als titel: Is evil of great importance to the good?.
In 2008 maakt hij zijn Confessiones, een reeks portretten van filosofen. “Door een tekensysteem toe te voegen zorg ik voor een doorbreken van het traditionele portretgenre.” Bij de postmoderne filosoof Jean-François Lyotard ontsnappen er precies kleine luchtbellen uit zijn gezicht. Die belletjes vormen eigenlijk een woord in brailleschrift en staan voor ‘verschil’, een heel belangrijk begrip bij deze denker (zie Le Différend). Het is duidelijk dat de filosofi- sche opleiding van Johan Clarysse sterk doorspeelt in zijn werk. In dit geval is dit pertinent, maar het zal ook bij andere werken de aandachtige kijker niet ontgaan.
En dat Clarysse in de wereld van vandaag leeft en werkt is even duidelijk. Zijn werk is verankerd in datgene wat er dagelijks gebeurt – zoals vele kunstenaars is hij zich daar maar al te zeer van bewust – maar hij interpreteert die gebeurtenissen, trends en stromingen van op enige afstand. Hij reageert op eigenzinnige wijze. Hij herschikt beelden van die werkelijkheid, ze bevreemden ons en toch weer niet. In 2009 maakt hij een reeks werken onder de titel Change is coming, over al die beloofde veranderingen in ons leven met Obama, het klimaat, de crisis, enz. Onderdeel van deze reeks, waar vaak een soort surreële sfeer om de hoek loert, zijn een aantal schilderijen van dansende soefi’s, na een bezoek aan Istanboel. “De gezichten zijn weggeschilderd, de individualiteit lost op, maar niet in destructieve zin.”
Het wegschilderen van gezichten is voor hem niet nieuw. In zijn living hangt een schilderij van vierende mensen, ook hier zijn de gezichten met witte verf onherkenbaar gemaakt. Bij nader toezien gaat het om nazi-officieren met hun helpsters in een ontspanningsoord vlakbij Auschwitz. Daartegenover staan dan de Suspicious portraits die Johan Clarysse onder meer in het Museum Dr. Guislain in Gent heeft getoond. Het thema van de psychiatrie fascineert hem zoals blijkbaar veel kunstenaars. Wat is normaal? Wat is normaliteit? Hij verzamelde een reeks foto’s uit het belangrijke archief van het Hôpital de la Salpêtrière in Parijs. Daarnaast maakte hij een reeks foto’s van vrienden en familieleden. Hij gaf aan die bekenden de opdracht om een verdachte blik in hun uitdrukking te leggen. En daarbij kwamen nog foto’s van kunstenaars met zeer uitgesproken karaktertrekken die toch enigszins afwijken van wat doorgaans voor ‘normaal’ wordt aangezien. Hij vernoemt Lars von Trier, Francis Bacon, Camille Claudel, Antonin Artaud, Edvard Munch en ook Willem van Genk, de Nederlandse outsiderkunstenaar.
In de portretten wordt de context meestal weggeschilderd. Op die manier roepen heel wat portretten vragen op, weet de kijker niet goed meer waar hij het heeft, worden de figuren op de schilderijen zelfs wat verdacht, niet meer ‘normaal’. In de expo in galerie S&H De Buck werden deze portretten van vrienden, psychiatrische patiënten, kunstenaars bewust door elkaar opgehangen om zo de betekenisgeving van ons kijken te bevragen.
Een flinke dosis onrust
Tot zover had Clarysse slechts sporadisch gebruik gemaakt van het landschap in zijn werk, steeds als decorum voor menselijke activiteit of aanwezigheid. Gestimuleerd door een project van de Brugse galerie Pinsart in 2011 waagt hij zich aan een reeks van landschappen, het worden de Suspicious Landscapes. “Een landschap kan overweldigend zijn door zijn schoonheid, zijn monumentaliteit, maar het kan ook pijnlijk zijn door een wonde, een scheur in het beeld. De landschappen refereren onder meer naar de romantische landschapsschilderkunst en de notie van het sublieme. Hier is de tekst, die een tijd verdwenen was, terug in het beeld gekomen. Dat was nodig om het mogelijk clichématige van het beeld teniet te doen. Als inhoud van de teksten gebruik ik slogans uit de economie en de politiek. ‘Ich bin ein Berliner’ of ‘CBK never sleeps’ bijvoorbeeld.”
Deze kunstenaar werkt graag in reeksen. Waarom doet hij dat? “Ik heb een flinke dosis onrust in mij,” zegt hij, “en ik ben niet zo rechtlijnig, daarom ga ik voor ‘variatie in de eenheid en eenheid in de variatie’, zoals een leraar van mij dat destijds noemde. Ik vind het fantastisch dat sommige kunstenaars heel consequent één thema en/ of zelfs één stijl ontwikkelen, maar dat is niet mijn weg. Waarschijnlijk is dat ook de reden waarom ik het nodig heb om in reeksen te kunnen werken. Het helpt me om me meer te focussen op wat ik wil en hoe ik dat wil. Het zorgt voor een bedding, een kanalisering, die ik blijkbaar nodig heb om me niet te verliezen in de veelheid van ideeën en prikkels die op me afkomen.”
Clarysse mag dan een onrustige natuur in zich herkennen, dat komt zeker niet tot uiting wanneer je een gesprek met hem voert. Het is wel zo dat hij een veelheid aan ideeën en indrukken wil overbrengen, maar hij doet dat op een rustige manier. Al met al is in zijn werk een aantal rode draden zichtbaar. Hij heeft het over identiteit en identiteitsverwarring, over de complexiteit en de ambiguïteit van de menselijke drijfveren, over de relatie woord en beeld. Maar wat vooral belangrijk is: hij schildert die dingen. “Door die thema’s al schilderend te onderzoeken en te interpreteren, verscherp ik mijn eigen waarnemen en denken, het is een manier voor mij om meer greep te krijgen op de werkelijkheid van mezelf en de werkelijkheid rond mij. En tezelfdertijd – en dat benadruk ik graag – zijn die thema’s voor mij een alibi om met verf bezig te zijn en met het medium schilderkunst.”
Tentoonstelling
‘Vaut le voyage’, solotentoonstelling in Galerie Zwart Huis, Knokke, tot 26 mei 2013 - ‘Nerveuze vrouwen’, werk in Museum Dr. Guislain, tot 26 mei 2013 - Najaar 2013: Artist in residence in Cité internationale des Arts, Parijs