Op sokkels van verschillende hoogten, verspreid over een grasveld waartussen stenen platen liggen, staan afzonderlijke beelden die verschillende taferelen vormen: het concentratiekamp, de soldaat, de gijzelaar, verzetsstrijders, een joodse vrouw met kind en het 'bomslachtoffer'.
Tegen een achtergrond van bomen werkt het geheel als een hartverscheurend drama dat ten tonele wordt gevoerd: toonbeeld van mensen die machteloos, in stille wanhoop of met een aangrijpend gebaar van protest, geestelijk of lichamelijk geweld zullen ondergaan of hebben ondergaan.
Bij het 'bomslachtoffer', de vrouw met het dode kind op de arm, dichtte Bert Schierbeek in 1957 voor een cantate van H. P. Keuring in opdracht van de gemeente Enschede:
Ik zie / als de dag van gisteren / dat je speelde / o, een vogel van vreugde was je / in de straat / die je lachende opensloeg / en ik je zag / en het huis waarin wij woonden je stem droeg / en je slapende droomde / en ik je gadesloeg / ik weet / als de dag van gisteren / dat ik je droeg / en jij je niet meer bewoog / in mijn armen / toen ik je levenloos droeg / verscheurd door de vlam die uit de hemel sloeg / en het huis omwoelde / en ik je ogen zag.
De ingekeerdheid van Andriessen heeft aan zijn werk een diepere inhoud gegeven. De beelden hebben in hun enorme eenvoud en hun traditionele vormgeving iets sacraals meegekregen. Dit werk moet ook nieuwe generaties, die met de sterke dramatiek van die gebeurtenissen niet direct werden geconfronteerd, aangrijpen.
De ontreddering en chaos van de oorlog en de direct daaropvolgende periode werd door vele kunstenaars in een eigen tragische expressie weergegeven. Zo heeft Germaine Richier een monsterachtige wereld gecreërd door menselijke gestalten dierlijke of plantaardige trekken te geven. In de 'Mantis' of bidsprinkhaan komen surrealistische en expressionistische elementen samen tot magische en agressieve krachten.
Ze wekt associaties met de mens, die onafscheidelijk deel uitmaakt van de natuur. Deze natuur is niet gaaf, maar ruw, korrelig, verbrokkeld; armen en benen lijken op droge takken, de vorm vertoont gaten en bulten, hoekige lijnen en puntige klauwen werken agressief. Het œuvre van Richier drukt een dreiging uit, als belust op wraak. Het modellé van het werk is 'klodderig' ergens halverwege tussen aanvang en voltooiing, wat de indruk geeft van een verscheurd, verwoest leven. In deze vormgeving krijgt de angst een nieuwe gedaante, wordt de dreiging verontrustend.
Het ontbindingsproces wordt als een obsessie ervaren en weergegeven in de figuur van een vermenselijkte mantis, die in een biddende houding haar prooi afwacht om deze levend te verslinden. Germaine Richier 'sculpteur du terrible', schept tweeslachtige wezens die de onverbiddelijke wreedheid vertolken van agressieve driften in de natuur.