'Den duytschen Hans', zoals Hans Memling ondermeer te boek staat, was ooit de excellerende schilder van heel de christelijke wereld. Behalve in Brugge werd hij na zijn dood in 1494 langzaam vergeten. Eeuwen later hebben de romantici hem opgevist. De vergetelheid had destructieve gevolgen: in dit geval de deconfiture van een reuzengroot retabel.
Restauratie Memling Retablo Mayor - Restauratie met engelengeduld
Een geschiedenis
Het moet ergens in de late jaren 1480 geweest zijn dat Hans Memling (ca 1435-1494) een opdracht kreeg van de benedictijnenabdij Santa Maria La Real in Nájera, centraal in het noorden van Spanje. Geestelijken en rijke patriciërs hadden altijd zijn cliënteel gevormd, zo ook bij deze bestelling die met gemak door tussenpersonen als de in Brugge aanwezige wolhandelaars van de familie de Nájera geplaatst kon zijn. De Brugse lakenindustrie teerde immers al in geruime mate op de in vergelijking met de Engelse wol, goedkopere Castiliaanse wol.
We spreken over het decennium dat volgde na 1480, mogelijk Memlings topjaar als Brugs kunstenaar. Zijn productie bleef in die tien jaar hoogstaand; met de Moreel-triptiek, het diptiek van Maarten van Nieuwenhove en het Ursulaschrijn, was hij vernieuwend, acterend op het hoogste niveau. Ook zijn financieel vermogen piekte toen. De dood van Bourgondisch hertog Karel de Stoute in 1477 en de onwelwillendheid van Brugge ten opzichte van de nieuwe voogd en latere keizer van het Heilig Roomse Rijk Maximiliaan van Oostenrijk, bleven niet zonder gevolgen voor de economie. Brugges positie als haven kwam in het gedrang. Memlings artistieke plafond werd vergezeld van nog een ander drama: zijn vrouw Tanne moest hij in 1487 ten grave dragen.
Zij liet daarbij Hannekin, Neelkin en Claykin, drie minderjarige kinderen achter. Misschien zocht Memling vertroosting in het vele werk. We weten het niet want biografische gegevens zijn er amper, optekeningen van emotionele aard zijn helemaal onbestaande. Het is evenwel dan dat die prestigieuze opdracht voor een polyptiek met de Kroning en Tenhemelopneming van Maria binnenloopt.
Na wat kunsthistorisch zoekwerk blijkt dat dit het centrale paneel was, met twee reliekschrijnen, een predella, zijpanelen met 2 apostelen, de heiligen Vitalis, Agricola, Prudentius, Benedierus en afgetopt met drie panelen, Christus met zingende en musicerende engelen. Was... want in de achttiende eeuw is de ontmanteling al een feit: de musicerende engelen zijn deel gaan uitmaken van het orgel, het Christuspaneel is als retabel geïnstalleerd. Alle onderdelen zijn laat in de negentiende eeuw verkocht, drie daarvan - Christus met zingende en musicerende engelen - vonden hun weg in 1895 naar het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het gros ging spoorloos de donkere nacht der vergetelheid tegemoet.
Agyos o Theos
Asgrauwe onweerswolken wijken voor een langwerpige strip met een engelenconcert. Tegen een gouden achtergrond staat centraal een iconische Christus pantokrator - letterlijk: hij die over alles heerst. De glazen bol met een kruis dat gereflecteerd wordt in de bol zelf, verzinnebeeldt de wereld die door het kruis verlost is. De Gekruisigde als heerser, maar ook als Redder. Welke hemelse muziek brengen die androgyne knapen met krullende lokken ten gehore? Het zijn polyfone gezangen ter meerdere eer en glorie van Christus - Agyos o Theos of heilige God staat op de halszoom van zijn kleed. Ze luisteren waarschijnlijk in één moeite door ook de hoogmis van de verloren Tenhemelopneming van Maria onder hen op. Vanuit liedboeken zingen zij onverstoord met onbestemde blik. Het ensemble baadt in een onderkoelde lyriek, Memling ten voeten uit.
Die onthechte kwaliteit wordt gecounterd door de knappe voorstelling van een verscheiden instrumentarium; reëel ogende historische instrumenten, die bespeeld worden zoals het betaamt. Snaarinstrumenten zoals het psalterium en de luit die met plectra bespeeld worden, daar waar men de strijkstok bezigt bij de langwerpige tromba marina en de vedel. Een harp en een portatief orgeltje begeleiden de zangstonde op lieflijke toon. De klanken van zacht opklinkende instrumenten worden doorspekt met het galmende register van striktrompet, lange rechte trompet, ruiterijtrompet en de zoete klanken van de hobo. Dit kan duiden op een koerswijziging in de Brugse muziekpraktijk die Memling had opgepikt. De gewoonte om trompetten in de liturgische muziek in te zetten was daar pas vanaf 1483 toegelaten en elders alsnog een zeldzaamheid. Voor de instrumentenleer en de gegevens over de historische uitvoering is de voorstelling een adequate bron. Dat enkele van de muzikanten hun instrument gezwind manipuleren zonder enige weerstand van de zwaartekracht te ondervinden, moet men aan hun engelachtige souplesse wijten.
Meters hoog boven het altaar musiceerden zij. Moorse siermotieven op enkele instrumenten en op hun priesterlijke gewaden getuigen van hun Spaanse opdracht. Ook vond men de heraldische insignes van de koninklijke huizen van Castilië en León terug. Niet toevallig was de abdij de laatste rustplaats van hun familieleden. En toen het klooster promoveerde tot abdij lijkt het aannemelijk dat de abt dat vermocht te vieren met een monumentaal kunstwerk - op maat vervaardigde Brugse export.
Anno 2008
De tijd heeft ons enigszins verblind inzake de precieze lotsbeschikking, ook het vuil der jaren heeft onze appreciatie verstoord. Sinds 2001 werkt men aan een gestadige regeneratie. Restauratoren Lizet Klaassen, Ineke Labarque en Regine Wittermann ontfermen zich over Christus en zijn schare engelen. Het mag dan wel wat hebben van een slakkengang, restauratie heeft haar eigen snelheid. Kwalitatief werk is prioritair. Daarbij komt dat de drie panelen van het Retablo Mayor zoals men het in de abdijkerk noemde, samen bijna zeven meter breed zijn.
Elke museumbezoeker kan doorheen de glazen wand van het atelier een blik werpen op de werkzaamheden. In eerste instantie beoogt men de optimale conservatie waarbij verflagen geconsolideerd worden. De parkettering uit het verleden, dit is het verstevigen van het paneel door houten latten aan de achterkant aan te brengen, werd door een specialist onder handen genomen. Een schilderpaneel reageert op atmosferische condities: het krimpt of het zet uit. Parkettering kan dat blokkeren en nare gevolgen voor de verflaag hebben. Daarnaast moeten oude vernis die verkleurd is en oude retouches van restauratoren eraan geloven. Men klaart die klus met solventen. Een zoutkorst van calciumoxalaat die een bruine voile over het werk werpt moet mechanisch - met scalpel en microscoop - afgepeld worden. Dit is het stadium waarin de restauratie heden verkeert. Na hopen engelengeduld zullen de reversibel gevulde lacunes en de nieuwe vernis de esthetiek doen herleven.
Het is pas van dichtbij dat sommige handen of draperieën minder secuur lijken. Hier en daar is de ondertekening in het inkarnaat zichtbaar. Enkele engelenvleugels zijn duidelijk door een minder vaardige hand geschilderd. Werkverdeling onder assistenten in het bedrijvige atelier van Memling verbaast ons bij dit grootschalige werk dan ook niet.
Nieuwe feiten aangaande zijn exacte werkwijze komen er misschien na de passage van MOLAB. Het Europese onderzoeksteam kwam onlangs met mobiele apparatuur naar Antwerpen. Hun doel is gegevens vergaren over de bindmiddelen die de oude meester aanwendde. De studie, samen met die van de Universiteit van Antwerpen en het restauratieproject zullen onze kennis verrijken. Vandaag weten we dat dit het omvangrijkste is wat Hans Memling ooit gemaakt heeft, in afmetingen zelfs De aanbidding van het Lam Gods het nakijken gevend. Het is een uitdaging voor onze fantasie: wat was de impact van dat werk, dat als een transcendente muur de hele apsis afsloot?
Praktische informatie
Restauratie van de Memling-panelen in een museumzaal. Dinsdag t.e.m. zaterdag van 10 tot 17 uur; zondag van 10 tot 18 uur. Gesloten: maandag. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen