Een groot zwart vlak domineert dit schilderij. Aan de onderkant wordt het afgebakend door een smalle, blauwe strook, aan de bovenkant door een oranje vlak. Tenslotte is er het kleine witte vlak, dat zich als een wig in het zwarte veld boort. Dit wit kunnen we zien als een gat in het zwart.
De blauwe strook lijkt naar voren te komen ten opzichte van het zwarte veld, terwijl het zwart op zijn beurt lijkt te wijken voor het oranje. Zo roept ieder kleurvlak ten opzichte van de andere een bepaalde ruimtelijke ervaring op. Een tweede even boeiende suggestie, die ontstaat door deze aaneenvoeging van kleurvlakken, is dat ieder vlak op zichzelf een deel lijkt van een eigen onbestemde ruimte. Het witte vlak kunnen we zien als een opening verwijzend naar een onbepaalde ruimte achter het zwarte veld. Evenzo kunnen we ons voorstellen dat de blauwe strook onderaan slechts een stuk is van een ruimte, die niet ophoudt bij de rand van het doek, of dat het oranje een hoek is van een geheel, dat door de rand van het schilderij is afgesneden maar zich daarbuiten voortzet.
Het gaat hier niet om vlakken, die naast elkaar geplaatst zijn, zoals een stratenmaker zijn stenen aaneenvoegt. Door de kleur en grootte van ieder vlak in verhouding tot de overige vlakken ontstaat een suggestie van ruimte.
Dit schilderij heeft te maken met een 'Ruimte-kleur experiment' dat Constant in 1952 met de architect Aldo van Eyck in het Stedelijk museum te Amsterdam exposeerde. Daarin ging het erom het ruimtescheppend vermogen van de kleur aan te tonen. Het was een reactie op de in de ogen van deze twee kunstenaars zinloze ondergeschikte toepassing van kleur in de gangbare moderne architectuur - als decoratieve toevoeging - waarbij aan de belangrijke mogelijkheden van kleur als een middel om een ruimtelijke ervaring mee op te roepen, voorbij wordt gegaan.
De drie hier afgebeelde schilderijen laten een grote verscheidenheid zien. Een verscheidenheid die kenmerkend is voor de veelheid van mogelijkheden, die in de kunst na de oorlog na elkaar en naast elkaar voorkomen in het werk van één en dezelfde kunstenaar én van kunstenaars onderling.
Constant is zich deze veelzijdigheid en schijnbare tegenstrijdigheid zeer wel bewust. Naar aanleiding van zijn eigen werk preciseert hij dit aldus: 'Primair is het experiment... tegenover de logische ontwikkeling wordt het avontuur gesteld.' (uit: 'Opstand van de Homo Ludens' van Constant, Bussum, 1969, p. 143).