Sleppe (keramieker en schilder, 1953) sticht verwarring met de naam van een notoir vertegenwoordiger van de geometrische abstractie: Luc Peire. "Precies daarom neem ik hem. Hij behoort niet tot de verwachte protagonisten, zijn werk is absoluut tegengesteld aan het expressionisme en toch heb ik een vroeg expressionistisch Zelfportret van hem gevonden: Luc Peire op een directe manier! Het werkt dus ook nog op het niveau van de beelding: als expressief schilderij. Die verschillende elementen vormen samen de semiotiek van het teken dat ik gekozen heb".
"Vanuit die praktijk van 1001 uitgangspunten maak ik ook mijn werk. En vanuit de theorie en de kunstgeschiedenis èn vanuit het intuïtief bezig zijn met enorm veel toevalligheden die je weliswaar filosofisch, psychologisch, psychoanalytisch, sociologisch, .... zou kunnen beschrijven als je dat wil, maar die voor mij heel individueel zijn.
Hoe heb ik de dag van gisteren beleefd en wat is daar nog van blijven hangen? Vanuit het moment dus dat ik nu zo ervaar, en straks misschien weer anders. Al die dingen samen !"
"Wim de Poorter, filmcriticus bij Ons Erfdeel, heeft mij op het semiotische aspect van de werkelijkheid gewezen. Door hem zag ik expressionistische films uit de jaren twintig die veel dichter staan bij de echte kunst, omdat zij toen vanuit een nieuwe bewustwording gemaakt zijn. Dat is de expressionistische manier van kijken die je ook op Permeke moet toepassen. Niet beschrijven van: deze figuur heeft grote handen, maar: dit zijn grote handen omdat Permeke grote handen zàg. Dat heeft met die tijdsgeest te maken, ook het fascisme is er een aspect van. Het fascisme was voor mij de (toevallige) aanleiding om het verschijnsel 'mens' te problematiseren: de mens als primair wezen, als misdadiger, pervert. Die archetypische status van de mens interesseert mij: de emotionele pulsies, het chaotische, die bewustwording. Ik kan over die tijdsgeest spreken omdat mijn ouders die periode hebben gekend, er veel hebben over verteld, zodat ik dat ook als het ware 'beleefd' heb.
De romantiek, de 19e eeuw, Cézanne, hoe belangrijk ook als voorlopers in de kunstgeschiedenis, ik heb er weinig voeling mee, dat is theorie, dat heb ik niet meegemaakt. Wat er nù gebeurt, dat kunnen we nu vatten, daar gaat het om".
"Dan kom ik tot mijn manier van bezig zijn met kunst: ik probeer in de chaos structuur te maken om weer chaos te scheppen, zo maak ik mijn kunst. De uitgangschaos is die van de onwetendheid, het totaal ongestructureerde; de verworven chaos is die van de pluriformiteit, de 1001 betekenissen als mogelijke antwoorden op 1001 vragen.
Wat men stijlen noemt zijn de ordeningswijzen van die chaos: het historisch expressionisme is zo een ordeningswijze, het constructivisme ook, maar dan heb je maar een paar antwoorden, één of twee vragen maar. Dan vraag ik mij af: is constructief werken nog wel kunst? Of is het decoratie? Hetzelfde met bijvoorbeeld een Vasarely: slechts een tweetal vragen. In het aantal vragen ligt het verschil tussen decoratie en kunst. Dit is het voordeel van kunst: steeds weer vragen kunnen stellen, die elkaar ook (liefst) tegenspreken. De wetenschap daarentegen laat maar één antwoord toe. Kunst is steeds weer anders, afhankelijk van de situatie, een kunstwerk is niet iets vast maar wordt voortdurend door iedereen anders bekeken: hetzelfde werk zal je anders bekijken (dus ook beoordelen, evalueren) op het moment dat het uit is met je partner dan dat je er neutraal voorbijloopt".