In het eerste tafereel zien we de heilige als kanunnik voorgesteld tegen een architectonische achtergrond. Zieken ontvangen spijs en drank uit zijn handen en worden genezen. Anderen baden in net water waarin de heilige zijn handen heeft gewassen en worden van hun kwalen bevrijd.
Maar dat belette de heilige bisschop niet een ootmoedig leven te leiden. Dagelijks oefende hij zich in het gebed en stortte hij vele tranen over de zonden van de wereld, zo overvloedig dat die tranen met een doek moesten worden afgedroogd. Een melaatse man, Theodorik genaamd, knielt voor het altaar en neemt die doek in zijn handen. Daardoor werd hij opnieuw gezond.
Na ettelijke jaren kwam Macharius samen met vier gezellen naar het Westen. Zijn ouders waren misnoegd dat hun zoon in vreemde landen vertoefde. Zij zonden enige gewapende mannen om hem op te zoeken en hem indien nodig met geweld naar huis te brengen. Op het tweede tafereeltje is dat treffen tussen de H. Macharius en die krijgers uitgebeeld. Deze laatsten geraken in de ban van diens heilige kracht.
Sommigen kunnen hun uitgestrekte handen niet meer terugtrekken: anderen worden met blindheid geslagen. Zij erkennen hun misdaad en vragen om vergiffenis. Op de achtergrond ziet men de H. Macharius, die de stad Mechelen met het teken van het kruis van een vreselijke brand bevrijdt.
Het derde tafereeltje verhaalt nog een mirakel van de H. Macharius. Ergens bij de vestingen van de stad Mainz komt een beenhouwer hem tegemoet en poogt aldus zijn vijanden te ontlopen. De arme man werpt zich aan de voeten van de heilige pelgrim en vraagt om bescherming. Met razende gramschap trekken diens vervolgers hun wapens, maar door het teken van het goddelijk kruis bedaart de H. Macharius hun hevige toorn. Het laatste stukje illustreert de begrafenis van de H. Macharius te Gent in 1012. In die tijd heerste in die stad een grote pestepidemie; de levenden konden de doden ternauwernood begraven. Naar het voorbeeld van die van Ninove werd een driedaagse vasten ingesteld en God ontfermde zich over de stad. De H. Macharius voorspelde immers zijn dood en het einde van de ziekte. Het nieuws van die verzoeningsdood verspreidde zich vlug. Velen kwamen toegestroomd, wilden hem de laatste eer bewijzen en met hun handen de heilige last dragen. Wie daarin niet slaagde hield het voor een grote weldaad de lijkbaar te mogen aanraken. Op de voorgrond zien we de grote menigte, die haar weldoener naar het graf vergezelt. Op het tweede plan zien we een man met paarden en kar, die de lijken van de pestlijders gaat ophalen. In de achtergrond wordt nog een gebeurtenis uitgebeeld uit het leven van Macharius toen hij te Kamerijk verbleef, waar de deuren van de kerk op wonderbare wijze voor hem werden geopend