Het museum is gehuisvest in de coulissen van het theater en toont een rijke verzameling van volkse marionetten.
Het Koninklijk Theater Toone zet de eeuwenoude traditie van het volkse Theater voort, en dat sinds 1830. Een poppenspeler “Toone” wordt ingewijd door de vorige Toone. Hij leidt het theater en het poppenmuseum aan de Sint-Petronellagang, een goed verborgen Brusselse schat.
De poppen zelf stammen uit de tijd dat Filips II van Spanje, zoon van Karel V, gehaat door de bevolking, de theaters liet sluiten uit vrees dat ze broeihaarden van verzet tegen zijn macht zouden worden. De Brusselaars vonden er toen niets anders op dan de toneelspelers te vervangen door "poesjenellen" in clandestiene theaters.
Bij de aanvang van de 19e eeuw zijn de Brusselse poppentheaters een bron van vertier voor volwassen uit bescheiden middens en oogsten ze een groot succes. Ze vestigen zich in de volkse wijken.