Dit is het kleinste van de stedelijke musea. Al te weinigen kennen het, al hebben in de moderne tijden vreemdelingen er in hun reisjournaal over geschreven als over een wonder, al heeft Henri de Braekeleer er herhaaldelijk inspiratie gevonden voor zijn subtiel talent. Het werd in de vijftiger jaren aan een restauratie onderworpen. Men heeft er gebruik van gemaakt om de gevels te ontdoen van minder gelukkige veranderingen, aangebracht in de loop der tijden. Op 1 juli 1961 is het Brouwershuis als 'een feniks uit zijn as herrezen' en weer voor tientallen jaren veilig gesteld. Het bevat geen speciale verzameling: gebouw en inhoud zijn niet te scheiden.
Ingevolge de verzilting van het Scheldewater in de 15e eeuw diende een nieuwe bron voor de aanvoer van drinkbaar water te worden gezocht, in het bijzonder voor de productie van bier (de enige gekookte en dus enigszins bacterievrije drank betaalbaar voor de meerderheid van de bevolking).
Het Brouwershuis werd in de 16e eeuw gebouwd door de bekende architect Gilbert van Schoonbeke. Het is eigenlijk nooit een brouwerij geweest. In het bouwwerk werd water opgepompt om het vandaar uit te verdelen naar de circa zestien omliggende brouwerijen die zich in grote mate aan de vliet gevestigd hadden; vandaar ook dat de eerste vliet ook Brouwersvliet werd genoemd.
Tot in de jaren 1930 bleef het pompstation in werking met een motor. Het gebouw werd in de jaren 1950 hersteld en sinds 1961 als museum geopend. Sedert 1 januari 2001 is het Brouwershuis de thuishaven van de erfgoedcel Antwerpen. Het museum is momenteel gesloten voor het publiek.