Contemporary Art in Belgium is de allernieuwste poging om een jaaroverzicht te brengen van wat er op het gebied van de actuele kunst is gebeurd in België. Laat ons duidelijk zijn; een interessante, zeg maar geslaagde, poging.
Het werk is tot stand gebracht onder leiding van Henry Bonameaux en Bart De Baere. De eerste is verbonden aan een art consultancy-bedrijf en geeft les aan de ULB, de tweede is directeur van het Muhka. De beide heren waarschuwen in het voorwoord de kritische lezer voor lacunes en overbodigheden. Het is inderdaad zo dat je van de 116 geselecteerde instellingen (galeries, kunstcentra en musea) moeilijk kunt verwachten dat ze "geregeld tentoonstellingen met een internationale uitstraling op het programma hebben staan". Als ze allemaal een nationaal niveau zouden halen, zou dat al een hele prestatie zijn. Maar goed, dergelijke keuzes zijn steeds voor een stuk subjectief.
De optie om een aantal museummedewerkers een keuze te laten maken uit het brede tentoonstellingsaanbod dat zich in de loop van 2004 heeft gemanifesteerd, is lovenswaardig. Zo werden een dertigtal exposities geselecteerd met de individuele kunstenaar als referentiepunt. Iedere presentatie kreeg vier bladzijden toegewezen, plaats voor een korte tekst en veel beeldmateriaal.
In hun voorwoord houden de beide samenstellers onder meer een pleidooi voor het samenhouden van de vaak indrukwekkende privé-verzamelingen die er in ons land bestaan, Ze hopen dat die ooit - al was het maar voor een deel - aan het publiek kunnen worden getoond binnen de museale instellingen. Hiervoor moet de Belgische mentaliteit veranderen: "Verzamelaars zullen slechts leren geven als de instellingen zullen hebben leren ontvangen."
Twee auteurs werden uitgenodigd om een meer beschouwend artikel te schrijven. Cécilia Bezzan behandelt kunst in de openbare ruimte en in publieke gebouwen. Ze beschrijft hierbij een aantal geslaagde voorbeelden, voorbeelden die zich voornamelijk in Vlaanderen en Brussel situeren. Jeroen Laureyns zorgt zonder meer voor de interessantste bijdrage in het boek. Zijn essai is getiteld: "De wetten van de kunst - Aandacht voor de rechtmatige erfgenamen van een historisch modernisme". Hij buigt zich hierbij over de noodzaak die de kunstenaar voelt om te breken met het verleden zonder daarom dat verleden te willen loochenen. Te veel kunstenaars zijn vooral gefascineerd door de 'breuk' (de auteur geeft het voorbeeld van Kendell Geers die een muur in het Muhka liet exploderen). Als tegenpool brengt Laureyns een indringende en begrijpelijke analyse van het werk van Jan De Cock die op een (letterlijk) constructieve manier te werk gaat. Zijn werk Denkmal 9 in de Universiteitsbibliotheek in Gent is hiervan een schitterend voorbeeld. Hij verkondigt op een intelligente manier wat hij te zeggen heeft, zonder dat moraliserende dat sommige kunstenaars zich hebben eigen gemaakt. Hier spaart de auteur een aantal kunstenaars niet die zich er op een zeer makkelijke manier vanaf maken. Vanuit een bevooroordeelde houding menen ze een aantal gratuite statements ten beste te moeten geven waarbij de enige verdienste zou kunnen zijn dat ze politiek correct zijn. Voorbeelden hiervan waren te zien op de Manifesta 5 in San Sebastian.
Hier komt een andere kunstenaar wat uitvoeriger in de aandacht: Renzo Martens. Hij maakte een videoreportage in het roerige Tsjetsjenië. Hij interviewt hierbij zeer diverse mensen, maar hij refereert, in tegenstelling tot de gebruikelijke afstandelijkheid van de reporter achter de camera, voortdurend naar zichzelf. Laureyns spreekt hier over een autoreferentieel werk, en dat is niet wat men puur narcisme zou kunnen noemen. De kunstenaar wordt juist hierdoor zeer kwetsbaar en stelt ook andere vragen aan de orde dan de loutere weergave van een politiek of ander probleem.
Al met al dus een interessant jaarboek voor mensen, die een beeld willen overhouden voor wat er in de loop van het voorbije jaar op het vlak van de actuele kunst in België is gebeurd. De teksten zijn hetzij in het Nederlands hetzij in het Frans, alle met een Engelse vertaling.