Ver terug naar school

Schoolmuseum

Nu Jules in het eerste leerjaar zit, is het elke dag plichtsge­trouw boekentas en schoolagenda nakijken. Zo zat er een tweetal weken geleden een brief in zijn agenda: "Beste ouders, de onderwijs­vakbonden hebben besloten om op vrijdag 05/10/01 over te gaan tot een algemene stakingsaktie ... ,Kwaliteitsonderwijs voor uw kind bereikt men niet door besparingen ... ; We gebruiken deze onvoorziene vrije dag om eens te gaan kijken hoe het er zo'n 1 à 2 eeuwen geleden in het onderwijs aan toe ging in de "School van Toen" aan het St.Michielsplein in Gent. Het museum is vrij toegankelijk elke werkdag van 9 tot 12 uur en van 14 tot 16 uur. Het is gesloten tijdens de schoolvakanties en op woensdagnamiddag. Tenzij je zelf in het onderwijs staat en gebruik kan maken van een stakingsdag of een bezoek met je leerlingen, is dit museum vrij ontoegankelijk. 
De doelgroep behelst dan ook leerlingen uit de verschillende onder­wijsnetten en mensen die komen uit nostalgische overwegingen. 

Bij het binnenkomen krijgen we een brochure overhandigd waarop een tekening staat van een meester die zijn leerlingen op een manier straft die de drie vriendelijke oudjes op het bankje zich wellicht levendig zullen herinneren. 
Mijn vriend tekent, op verzoek van de uitbater, gewillig het gasten­boek en hij wordt er al dadelijk op gewezen dat linkshandigheid vroeger met stokslagen werd bestraft. We kijken de man ietwat wantrouwig aan en lezen voor alle veiligheid het museumreglement. Vooral één paragraaf trekt mijn aandacht: "in uw belang: controleer of er in uw groep deelnemers zitten met allergieën (stof) en neem de nodige voorzorgsmaatregelen. Zorg ervoor verzekeringsformu­lieren mee te hebben". Ik weet niet zeker of ik dit keer als bezoeker actief betrokken wil worden ... 

Mijn eerste indruk in de hal is er een van onoverzichtelijke wanorde. Een tiental ingekaderde foto's liggen naast elkaar op tafels en zullen voorlopig niet opgehangen worden want elk plekje aan de muren is benut. 
In vitrinekasten hangen verzamelingen vloeipapier, griffels, leien en inkten. Centraal staat een kiosk opgesteld met nog meer vloeipapier, voorbeelden van schoonschrift, vijf slijpers en porseleinen inktpot ten. We treffen er nog verzamelingen porseleinkaarten, pen kaarten, pennenbakjes, pennenstokken en vulpennen aan. Wat verder hangt een "prachtig voorbeeld van moderne kalligrafie" waar ik wat langer naar kijk omdat ik het niet eens kan zijn met deze omschrijving. 

Voorbij een kast met een minicollectie uit het speelgoedmuseum gaan we naar de eerste verdieping met vier lokalen. 
In klas één, Nederlands, hangen stel- en vertelplaten van een leesme­thode die uiteindelijk niet zo erg verschilt van de leesmethode die we nu in ons onderwijs gebruiken. Op een oude lessenaar ligt een boek waarin het "alphabet van wapens en vlaggen" staat. De letters zijn groen geschilderd door iemand die niet echt 10 op 10 wilde halen. Ligt het aan het stof of aan de stof dat ik mij in het lokaal waar wiskunde wordt voorgesteld, moet overgeven aan een enorme niesbui? 
In het lokaal voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkennis sta ik oog in oog met een didactische prent van "Le corps humain" die sterke gelijkenissen vertoont met de affiche voor de tentoonstelling "Körperwelten" die momenteel in de kelders van Cureghem­-Anderlecht loopt. Helemaal achteraan hangt een grote poster met de toch nog actuele boodschap "Het is beter geschillen op te lossen door overleg dan door geweld". 

Schoolmuseum

Over deze lokalen liggen fotoalbums verspreid met klasfoto's, foto's van een "moederkensfeest", een verslag van de "Week der Ouden van Dagen" van november 1964 met als onderschrift "lekkere koffie­tafel voor de oudjes uit de buurt". 

Een laatste lokaal is volledig ingericht als de "klas van toen". De oude schoolbanken, die we nu in menig interieur terugvinden, staan in twee rijen van klein naar groot opgesteld. 
Wie het schooltje in het museum in Bokrijk al bezocht heeft, kent de sfeer die zo'n oud klaslokaal uitstraalt. Alleen is deze klas drie keer zo groot en staat er een televisie. 
Het schoolbord wordt geflankeerd door Leopold II en Astrid. Aan de muren hangen een tekening van Karel V die afstand doet van de regering en een didactische prent van De bizon - na 1950 in Italië. Op elke plaats ligt een lei en een griffel. De ezelsoren liggen klaar op het bureau van de leerkracht. Aan haakjes hangen strenge zwarte schorten met daaronder de klompen netjes op een rij. 

Achteraan staat een kachel naast een kast waarop een opgezette vogel staat te pronken naast een bruine wereldbol. 
Het geeft een eigenaardig, tijdloos gevoel om mijn kinderen in die banken met een griffel te zien tekenen en ik ga zelf op de laatste rij zitten om even weg te dromen in een tijd die ik alleen ken van de verhalen van mijn ouders en grootouders en films als "De Witte" en "Daens" ... 

Het grote nadeel van dit museum is dat je een sterk geromantiseerd beeld krijgt van de school van toen. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de uitgestalde voorwerpen zomaar bij elkaar gezet zijn op het ritme van de binnenkomende schenkingen en vondsten op spinnige schoolzolders. Mijn vriend vroeg me "Is dit een opslagplaats of een museum?" Het geheel mist inderdaad wel een overzicht van bijvoorbeeld de evolutie van een klaslokaal of van de gedragsregels tussen leerlingen en leerkracht. 

Het museum biedt een klassieke rondleiding, een rally-zoektocht, informatiepakketten voor leerlingen en leerkrachten met titels als: -"Van een schoolmeester die ook kapper was" waar we lezen waarvoor de kinderen uit die tijd de roede of plak kregen, zoals: elkaar bestoken met vloyen en luys; speecksel uuten neuse oft den mont metten voeten niet uut ten treden terstont (=speeksel of neusslijm niet dadelijk met de voet uit te wrijven), enz. 
-"De school zowat 100 jaar geleden" met de volledige tekst van het gedicht "De Pruimenboom" van Hieronymus Van Alphen (1746-1803) waar we nog altijd het begin van kennen. 
-"Kinderarbeid omstreeks 1850" ... 

We bezoeken nog even de speelplaats en het toilet en beschouwen deze schooldag als voorgoed voorbij. De bel gaat, wij zijn weg! 

Praktisch

De jongerenmuseumdagen, Musea in de ban van jongeren

"Met dit project benaderen we musea en museumbezoekers op een andere manier en kunnen we jongeren prikkelen en uitdagen om een stapje te zetten in de wereld van de kunst". 
Deelnemende jongere JMD, Groeningemuseum 

Er waait een frisse jonge wind doorheen het museumlandschap en Vlaanderen en Brussel zullen het geweten hebben. Van 10 tot 16 november 2001 organiseert de Vlaamse Museumvereniging de Jongeren Museum Dagen (JMD). Maar aan dit jong cultureel festijn gaat heel veel voorbereiding vooraf. OKV ging op de koffie bij Isabel Lowyck en werpt een blik achter de schermen. 

Schoolmuseum

In 2000 ging de allereerste JMD van start, wat was je motivatie om je in zulk project te engageren?

Jongeren blijken nog steeds een moeilijk te bereiken doelgroep te zijn. Buiten schoolverband bezoeken ze zelden een museum uit eigen beweging. Door een project te organiseren voor en door jongeren hopen we het engagement van jongeren voor musea en gelijkaardige projecten aan te wakkeren. De JMD 2000 was een pilootproject dat een redelijk groot succes kende. Samen met de deelnemende jongeren hebben we de kleine foutjes er uit kunnen filteren zodat de JMD 2001 meer succes kunnen hebben. 

Wat bedoel je met kleine foutjes?

Via een enquête bij de deelnemende jongeren kwamen we onder andere te weten dat een doelgerichte recrutering van jongeren en een in-het-oog springende promotiecampagne onontbeerlijk zijn. Aan deze vraag trachten we dit jaar tegemoet te komen door middel van grappige affiches en Boomerangkaarten. Deze postkaarten dienen als lokkertje en zijn uitermate populair bij jongeren. Daarnaast maken we reclame voor de JMD via belangrijke jongeren­media zoals MASK!, Studio Brussel en andere. 

En hoe was de reactie?

Via de recruteringspostkaarten hebben we flink wat jongeren kunnen motiveren tot deelname. Maar de grootste groep jongeren vindt nog steeds zijn weg via persoonlijke netwerken van museum­medewerkers of jongeren die vorig jaar deelnamen. We leggen vooral de nadruk op vrijwillige deelname. Tot nu toe hebben 200 jongeren zich geëngageerd voor de JMD. Verspreid over 22 musea is dat geen slecht resultaat voor deze tweede editie. 

Kan je voor ons nog eens de voornaamste doelen van de JMD uit de doeken doen?

Ik kan er niet genoeg nadruk op leggen: wederzijds leren, drempel­verlaging en bewustmaking! Met de JMD willen we aantonen dat musea best boeiend kunnen zijn. En tegelijkertijd willen we de musea het belang en de dynamiek van deze jonge doelgroep aantonen. Bovendien leren de museummedewerkers de behoeften en de wensen van deze doelgroep op een heel intensieve manier kennen. Je kan dit het best beschrijven als wederzijds verkennen, een uitwis­seling van kennis en respect. Precies die dingen die je bijna niet kan bereiken met een dagdagelijkse jongerenrondleiding. Op lange termijn willen we zowel jongeren als musea het belang van deze samenwerking doen inzien. 

Didactisch valt er ook heel wat te halen uit de JMD

De deelnemende jongeren worden zo veel mogelijk aangemoedigd om vragen te stellen en initiatief te nemen. De reden van het succes van JMD ligt volgens mij bij die hoge graad van zelfstandigheid. De jongeren voelen zich gerespecteerd omdat de museummede­werkers niet alle touwtjes in handen nemen en openstaan voor hun suggesties. Dat gevoel van: "Hé! Die mensen nemen ons serieus en luisteren naar ons verhaal!", is van onschatbare waarde. 

Een project zoals de JMD kan je niet zomaar uit de grond stampen. Wat waren de belangrijkste voorbereidingen?

We hebben heel veel aandacht besteed aan de voorbereiding van de museummedewerkers en de jongeren. Zo konden de medewerkers een studiedag volgen die volledig begeleid werd door Mooss, 
De Verbeelding, Jeugd, Cultuur en Wetenschap en andere. 
Deze culturele bemiddelaars zullen ook de musea steunen tijdens de voorbereiding en uitvoering van het project. 

Daarnaast werd er voor de jongeren een driedaagse georganiseerd waar de museummedewerkers alvast konden kennismaken met de jongeren. Maar de culturele, filosofische, muzikale activiteiten tijdens die driedaagse hadden vooral enthousiasme en motivatie op oog. En als ik de reactie daarop mag geloven zijn we hierin met glans geslaagd! 

Hoe zullen de JMD er dit jaar uitzien? Kan je voor ons al een tipje van de sluier oplichten?

Allereerst hebben we dit jaar meer musea kunnen mobiliseren door het ene museum het andere te laten 'adopteren'. Daardoor worden de beide musea bondgenoten en werken ze onderling samen. 
Een voorbeeld van zo'n bondgenootschap is de samenwerking tussen het KMSKA en het MUHKA in Antwerpen of Het Huis van Alijn en het S.M.A.K. in Gent. Op die manier konden we dit jaar maar liefst 22 musea motiveren om mee te werken. Een greep uit het lijstje: het MIM in Brussel, het Museum voor Fotografie in Antwerpen, het Modemuseum in Hasselt, het Gallo-Romeins Museum in Tongeren, enzovoort. 
De jongeren delen we dit jaar nog bewuster op in twee groepen. Enerzijds zijn er de jongeren tussen 14 en 18 jaar, die actief deelnemen aan de JMD. Zij werden aangetrokken door een aparte wervingscampagne. De actieve deelname impliceert de samen­werking met een museum om tussen 10 en 16 november, bij wijze van climax, het resultaat aan de wereld te laten zien. Hier hebben we zo veel mogelijk jongeren/bezoekers op het oog. Vandaar dat we een in-het-oog springende affiche- en reclamecampagne lanceerden. Vorig jaar telden we, in een tijdspanne van vier dagen, in totaal 3809 bezoekers. Dit jaar trachten we minimum 10.000 bezoekers, waarvan 50% jongeren, op de been te brengen. 

Kan je ook iets vertellen over het thema?

Voor de recrutering van de jongeren gebruikten we de slagzin 'Word conservator van een museum'. Jongeren zijn het publiek van de toekomst, voorwerpen die wij niet voor mogelijk houden kunnen later misschien in een museum belanden. Met dit thema dagen we de jeugd uit om een aantal hedendaagse objecten uit te kiezen die, volgens hen, in de toekomst in een museum zullen liggen. Om de opdracht uniformer te maken hebben we daar spelregels en een opdracht aan gekoppeld. In het desbetreffende museum kiezen jongeren 12 objecten uit de collectie en confronteren die met 12 objecten uit de eigen leefwereld. Op die manier krijgt bijvoorbeeld 'een niet zo modern museum' meteen een heel hedendaags tintje. 
Maar de uniformiteit van de opdracht heeft geen kleurloosheid tot gevolg. De jongeren krijgen verschillende kansen om hun opdracht een eigen touch te geven. Zo kunnen de deelnemers zelf hun presen­tatie en publiekswerking van hun tentoonstelling uitwerken. 
En daar kan bijvoorbeeld een video-installatie, folders of een heuse modeshow aan te pas komen. 

Een van de musea die dit jaar voor de eerste keer deelneemt is het Groeningemuseum in Brugge. Wij gingen ter plaatse poolshoogte nemen en knoopten een gesprekje aan met Elviera Velghe van de educatieve dienst. 

Het is niet de eerste keer dat we samenwerken met jongeren. 
Met 'Kunstbeen', een project waarbij jongeren andere jongeren rondleidden, had dit museum zijn eerste jongerenproject. Via deze deelnemers zijn wij bij de JMD terechtgekomen. Voor de JMD hebben zich 22 jongeren ingeschreven voor een project genaamd 'Arti-shock'. De rode draad werd hierbij op voorhand bepaald, maar de uitwerking ligt volledig in de handen van de jongeren. 
Ik geef mijn jongeren heel veel zelfstandigheid door ze in groepen met een aparte taak in te delen. Zo is er een groep publiekswerking, reclame, kunst en de opstelling van de tentoonstelling. Elke groep krijgt eigen taken te verwerken en rapporteert regelmatig op de algemene vergadering. Deze manier van werken werpt zijn vruchten af, de jongeren reageren voortdurend met enthousiasme en dynamiek. 
Met 'Arti-shock' willen we de bezoekers opschrikken door oude en moderne schilderkunst te plaatsen tegenover hun zelfgemaakte tentoonstelling over film, strips, mode enzovoort. 
Maar wat de uiteindelijke presentatie en opstelling zal zijn, kan ik natuurlijk niet verklappen. 
Daarvoor moet je maar eens een kijkje komen nemen. 
Onze officiële opening is op 3 november! 

"Wij kijken er al naar uit de tentoonstellingen te mogen openen en we hebben zin om geïnteresseerde jongeren rond te leiden. Maar geen saaie rondleidingen, hé!" 
Jongere van het Groeningemuseum 

schoolmuseum

Kleurencarrousel, Kunsteducatieve tentoonstelling voor kinderen van 4 tot 8 jaar

Onder het motto "kunst vandaag voor kinderen van nu" lanceert Rasa haar nieuwe reizende tentoonstelling Kleurencarrousel voor kinderen van 4 tot 8 jaar. 

De harlekijn van David Hockney verwelkomt de kinderen in de tentoonstelling. Met KleurenMix ontdekken ze eerst een uitgebreid palet van wonderlijke kleurexperimenten. De beweging en de muziek van de kleurige draaimolen met de kunstwerken zal de kleine kijkers zeker verrassen. Zes hoofdkleuren vormen de achtergrond voor kleurige kunstwerken van o.a. Alechinsky, Corneille, Bengt Lindstrom, JAS, Jan Cox en Guy Vandenbranden. 
Veel hedendaagse kunstenaars zijn geboeid door kleur. Sommigen gebruiken kleuren intuïtief, anderen bestuderen de werking ervan zeer nauwgezet. Altijd staat de zeggingskracht van kleur in interactie met vorm, lijn en materie. Spelenderwijs ontdekken kinderen hoe je kan toveren met kleur. In de kleine kiosken rondom de draaimolen kunnen de kinderen zelf experimenteren met kleur. 

Zij leren niet enkel de hoofdkleuren kennen, maar ook de kleuren­families en de tonaliteiten. Ze ontdekken ook hoe kleuren muziek kunnen maken. Kleuren zijn magisch; ze prikkelen de zintuigen en beroeren het hart. Ze zijn kinderen van het licht en het leven rondom ons. 
Met Kleurencarrousel kunnen de kinderen naar hartelust, stap voor stap, proeven van de boeiende wereld van kleur en kunst. 
Elk kind krijgt na het bezoek een boekje boordevol heerlijke tekeningen en verrassende opdrachten mee naar huis. Voor begeleiders en leerkrachten zijn er werkmappen en studiedagen. 

Je kan het project twee seizoenen bekijken en beleven in een 20-tal culturele centra. 

Praktisch

Nieuwe plannen en een nieuw publiek voor het Schoolmuseum

Het heeft niet veel gescheeld of Gent had een museum minder. Niet zo lang geleden stond het behoud van het schoolmuseum Michel Thierry zwaar ter discussie. Anno 2001 lijkt het alsof het schoolmuseum een nieuwe adem gevonden heeft. 
En daar willen wij het fijne van weten. 
Conservator Annemie van Gijsegem staat ons graag te woord. 

Het Schoolmuseum is, zoals de naam suggereert, uitsluitend bedoeld voor scholen?

Als je vanuit het basisidee vertrekt, dan moet ik ja antwoorden. Alles heeft te maken met de oorsprong van dit museum. Het Schoolmuseum is ontstaan uit een idee van Michel Thierry, onder­wijzer tijdens de jaren twintig. Door gebrek aan voldoende didactisch materiaal om zijn lessen te stofferen, kreeg hij de opdracht van het Gentse Stadsbestuur om alle didactische materialen uit alle scholen te verzamelen in één groot bestand. Maar door zijn connecties met biologen werd dit didactisch materiaal algauw verrijkt met andere schatten. Hiermee legde Michel Thierry de basis van onze natuurwe­tenschappelijke collectie en het huidige museum. 
Vandaag biedt dit museum een uitgebreid overzicht van de evolutie van de aarde en zijn levende wezens. 

Maar het bleef niet bij één museum?

In 1984 kregen we de kans om onze oude museumgebouwen en de bijhorende Plantentuin te redden van de sloop door hen te laten erkennen als stadsgezicht. Daarmee kwam er een nieuw gebouw vrij voor gebruik. Gezien de aanwezigheid van de Plantentuin, was het dan ook vanzelfsprekend dat we een tentoonstelling creëerden rond het thema natuur. Sinds '84 bestaat ons museum dus uit twee delen. Enerzijds het Schoolmuseum Michel Thierry en anderzijds Hortus Michel Thierry. 

Wat maakt dit museum anders dan de andere?

Michel Thierry is een uitzonderlijk museum. Want door de didac­tische aanpak en opbouw van het museum hebben we meer binding met het departement onderwijs, dan met cultuur. Vandaar dat we altijd samenwerken met de Gentse schepen van onderwijs. 
Deze didactiek vormt ook de rode draad doorheen onze tentoon­sstellingen. We trachten deze voortdurend up-to-date te houden door allerlei aanpassingen. Zo zijn er plannen om de insecten en de weekdieren te verhuizen naar Hortus omdat de natuur (tuin, bos, weide) hun natuurlijke habitat is. Hierbij komt er meer ruimte vrij in het Schoolmuseum zodat we de relatie tussen de evolutie van de mens en het milieu beter kunnen belichten. 
Bovendien is het museum gratis voor Gentse scholen en worden er allerlei voordeeltarieven aangeboden. 

En toch hing het bestaan van de musea aan een zijden draadje?

Jaarlijks ontvangen we van het Gentse Stadsbestuur 1.7 miljoen frank. Met dit geld trachten we de werkingskosten van de twee musea tegemoet te komen. Gezien we veel scholen over de vloer krijgen, wegen onze inkomsten niet op tegenover de input van het Gentse Stadsbestuur. En omdat men moest saneren in de middelen werd onze rekening gemaakt. Hiermee kwam men tot de conclusie dat het Schoolmuseum, tezamen met zijn personeelskosten, te zwaar weegt op het Gentse budget. 

En toch zijn jullie er nog!

Ja, de regionale erkenning door de Vlaamse gemeenschap verze­kerde het voortbestaan van de musea. Hiermee krijgen onze middelen een stevige opkikker, want naast de gebruikelijke 1.7 miljoen frank kunnen we nu ook rekenen op 2 miljoen van de Vlaamse Gemeenschap en 3 miljoen van de provincie Oost-Vlaanderen.

Maar daarvoor moeten jullie aan een aantal voorwaarden voldoen?

Het Stadsbestuur en de Vlaamse Gemeenschap formuleerden een aantal belangrijke eisen waaraan onze twee musea zullen moeten voldoen. Concreet betekent het dat we moeten werken aan de naamgeving van het museum en de infrastructuur moeten moderni­seren. Dat alles moeten leiden tot vooral een breder en gevarieerder publiek. 

Te beginnen met de naamgeving

Wij zijn momenteel op zoek naar een geschikte naam voor onze musea zonder ons aanbod uit het oog te verliezen. We weten onder­tussen al wel dat de naam 'Schoolmuseum' verwarring brengt bij de gewone bezoekers, die zich soms afvragen of ze wel binnen mogen komen. Het liefst willen we een naam vinden die de twee-eenheid tussen de beide musea benadrukt. Maar, er is tot nu toe nog niets bruikbaars uit de bus gekomen omdat we nog maar juist de erkenning op zak hebben. 

En het moderniseren?

De Vlaamse Gemeenschap vraagt van publiekswerking een modernere en constructivistische aanpak. Hiermee wordt de ganse publiekswerking, de collectie en het gebouw behelsd. Het grote probleem zit vooral bij de infrastructuur van het Schoolmuseum. Het museum beschikt bijvoorbeeld over zeer weinig voorzieningen voor rolstoelgebruikers zoals aangepast sanitair of liften.

Maar het grootste werk is gereserveerd voor de publiekswerking?

Ons museum beschikt over een goed uitgebouwde educatieve dienst naar de scholen toe, maar sinds enkele jaren trachten we ook het andere publiek te bereiken via speciale projecten. Zo heeft onze dienst publiekswerking vorig jaar een heel bijzonder spel genaamd Sherlock ontwikkeld. Met Sherlock kan iedere bezoeker, jong of oud, doorheen het museum speurneuzen met een leuke vragenlijst en enkele attributen. Aangezien de leeftijd van de bezoekers kan variëren, hebben we voor iedere leeftijdsgroep (van kleuter tot volwassene) een eigen koffertje voorzien met enkele aanwijzingen om het spel tot een goed einde te brengen. 
Voor de allerkleinsten hadden we vorig jaar een avonturenspel met Reminentje Rimpompuis. Dat is een kabouter die de kinderen mee op avontuur neemt doorheen de tuin. 

Zijn er nog andere ideeën om het museum dat tikkeltje extra te geven?

Voor de inrichting van het museum koester ik grote plannen. Indien mogelijk zou ik graag heel het gelijkvloers van het Schoolmuseum vrijmaken zodat we daar een degelijk onthaal voor de bezoekers kunnen creëren: een café, een bibliotheek en dergelijke. Kortom allerlei faciliteiten die de drempel voor de bezoeker kunnen verlagen. Zo moet de bib vrij toegankelijk zijn voor elke bezoeker en zijn publi­caties zoals boeken, tijdschriften, documenten op regelmatige basis uitlenen. Buiten de vaste collectie zou ik graag wisselende tentoon­stellingen uitbouwen die bijvoorbeeld de actualiteit op het gebied van milieu nader toelichten. Zo zou het perfect mogelijk moeten zijn dat de bezoeker informatie krijgt over vulkaanuitbarstingen wanneer de Etna terug actief wordt. 

Daarnaast denk ik aan een meer intensieve communicatie zoals een website, folders in alle landstalen en andere om het bredere publiek te bereiken. 
Maar vooral voor de opstelling van de collectie heb ik leuke ideeën. Ik denk hierbij aan speciale rode draden, met verschillende thema's doorheen de tentoonstelling. 

Klinkt heel aanlokkelijk, vanaf wanneer kunnen we deze nieuwigheden verwachten?

Zodra het geld beschikbaar is, beginnen we met het uitwerken van concrete plannen. Maar ik kan je spijtig genoeg nog niet vertellen wanneer welk plan uitgevoerd wordt en hoe het eruit zal zien. Misschien moet je nog maar eens langskomen? 

Download hier de pdf

Publiek & Museum.pdf