Langs de autosnelweg Antwerpen-Luik, vlakbij de aansluiting met de ring rond Antwerpen, ligt temidden van het Provinciaal Domein Rivierenhof het kasteel Sterckshof, waarin nu het Provinciaal Museum Sterckshof-Zilvercentrum is ondergebracht. Het Sterckshof is eigenlijk geen kasteel, het is een fenomeen, een historische reconstructie, opgetrokken in een neotraditionele bak- en zandsteenarchitectuur die zo tot de verbeelding spreekt, dat eenieder meent dat het gebouw er beslist sinds mensenheugenis staat, al hebben wellicht hoogbejaarde buurtbewoners het kasteel nog weten optrekken.
Voor de 13de eeuw bevond zich op de plaats van het huidige museum een versterkte hoeve, omringd door een gracht. Deze schanshoeve, die de Hootvonder of Hooftvunder werd genoemd, diende wellicht ter versteviging van een nabijgelegen houten brug (v[l]onder) over de Grote Schijnrivier. De hoeve groeide uit tot een versterkt landgoed dat herhaaldelijk van eigenaar wisselde. De vroegste bij naam gekende bewoner is het riddergeslacht van Deurne, met name Gijsbrecht van Deurne en zijn voorzaten.
Jan van Deurne schonk in 1354 aan het Antwerpse Sint-Elisabethgasthuis een stuk land, gelegen tussen de kerk van Deurne en de woning van Hooftvunder Jacob van der Boven, rentmeester van de vicarissen en koralen van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, stelde er op 1 april 1488 zijn testament op. De families van der Elst, de Coninck (alias de Meyer), Willem de Cuypere en de familie Vledinckx-van Merende woonden eveneens Ter Hoefvonderen. Koopman Gerard Sterck (†1564), die later ridder en geheim raadsman van keizer Karel V werd, verwierf de versterkte hoeve in 1526.