Een goede tentoonstelling begint bij een goede titel.
Opgelet! Ze zijn niet lief, mijnheer! - Fatale vrouwen
Ronkende titels
Als organisator weet je maar al te goed dat een titel die naar schatten of naar goud verwijst garant staat voor een gunstige respons van het publiek.
Of de kostbaarheden van Thraciërs, Scythen of Inca's afkomstig zijn doet er weinig toe. Laat het blinken, de kassa zal wel rinkelen. Maar thema's met een min of meer ondeugende ondertoon doen het ook niet slecht. En wat staat er meer garant voor een gezonde portie ondeugd dan fatale vrouwen? Op dus naar het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen waar Fatale Vrouwen tot 17 augustus alle zeilen van de verleiding bijzetten.
Hoe herken je een fatale vrouw?
Hoe gek het moge klinken, maar het dagelijks taalgebruik schijnt een onderscheid te maken tussen een femme fatale en een fatale vrouw. Dit onderscheid dat nog niet door de woordenboeken erkend is, ziet in de femme fatale niet meer dan een vrouw met een bijzonder mooi uiterlijk. De connotatie van fatum, noodlot, is blijkbaar verloren gegaan, terwijl alles in eerste instantie daarom draait. Mannenvreetsters zijn het: niet meer, en ook niet minder.
Het thema beleeft zijn hoogtepunt in de tweede helft van de negentiende eeuw, wanneer de burgerlijke maatschappij maar al te goed meent te weten waar het gevaar dreigt. Met charme en schoonheid lokt de fatale vrouw de man. Haar sensualiteit en seksualiteit hebben een betoverende kracht die ze onveranderlijk gebruikt om hem te gronde te richten.
Die roemloze ondergang in waanzin en dood laat haar trouwens onverschillig. Haar aandacht gaat al naar het volgende slachtoffer dat zich aandient. Lekker hypocriet waarschuwt de burgerlijke moraal voor de gevaren die de omgang met vrouwen inhoudt. Ze zijn misschien niet allemaal slecht, maar je kijkt toch maar beter uit. Enige vrouwonvriendelijkheid gold toen nog als een gezond princiep. Uitbeelden van het kwaad is overigens een goed afschrikkingsmiddel. Dus komt het thema rijkelijk aan bod zowel in de beeldende kunsten als in de literatuur.
Hoe verkoop je een seksistisch discours?
Omdat het thema typerend is voor een bepaalde tijd had het behoorlijk gedateerd kunnen overkomen. Maar de samensteller van de expo, dr. Henk van Os, oud-directeur van het Rijksmuseum te Amsterdam, heeft vooral oog gehad voor kwaliteit, zowel op het vlak van de uitbeelding als op dat van het schildersmetier. De selectie is streng geweest. Heel wat draken blijven dus rustig in de reserves van musea opgesloten. Het oeverloze thema is netjes in een zestal categorieën opgedeeld, die elk met enkele markante werken worden verduidelijkt. Geen overdaad dus, in een tentoonstelling van nog geen zestig werken.
In de ruime museumzalen staat een architecturale installatie van twee, haaks op elkaar geplaatste gangen, zwartgeschilderde engten met hier en daar een doorgang naar verborgen kamers. Zo ontstaat een labyrintachtig parcours waarin elk thema in zijn eigen alkoof te kijk staat terwijl de overige min of meer zichtbaar blijven. Een spel van tonen en verbergen dat goed bij het dubbelzinnige thema aansluit. Zo ontdekken we achtereenvolgens: mythische vrouwen, bijbelse heldinnen, sirenen en sfinxen, ridders en heksen, onschuldige vrouwen met een vraagteken nota bene en tenslotte het slachtoffer, dit laatste in een knalrode omgeving. Met masochistisch genoegen heeft Edvard Munch zich in die laatste glansrol uitgebeeld. Als je hem moest geloven was elke vrouw een femme fatale. De reeks getoonde prenten is boeiend en zegt uiteraard meer over Munch dan over het thema. Strikt genomen is Munch er een beetje bij gesleurd, een soort randbemerking met een ronkende naam.
Opgehemeld of ontluisterd?
Voor de andere kunstenaars was het een feest om de trukendoos van hun vak aan te spreken. Hoe groter de dubbelzinnigheid, hoe beter. Sir Lawrence Alma-Tadema geeft het frisse kind dat ons, toeschouwer, kersen aanbiedt de blik van de vermoorde onschuld, terwijl zij ons via een doorzichtige beeldspraak uitnodigt tot intiemere kennismaking. Het inschatten van mogelijk gevaar laat hij aan ons over.
Andere kunstenaars houden van een meer uitgesproken magische sfeerschepping, een kolfje naar de hand van Gustave Moreau die hier met meerdere schilderijen vertegenwoordigd is. Het koloriet is bont, de compositie overladen, maar je vergeeft het hem. Sterker en adequater wordt de noodlottige aard van de fatale vrouw uitgebeeld door Aubrey Beardsley. De schitterende plaat beeldt het ogenblik uit waarop Salome de onthoofde Johannes de Doper heeft gekust. De titel van het werk, De Climax, spreekt boekdelen.
Niet iedereen wil in de hoogste sferen van de symboliek zweven. Maar al te graag worden door appetijtelijke stoeipoezen belaagde mannen met gekwelde blikken ten tonele gevoerd, Odysseus bijvoorbeeld. Maar soms wordt een voorspelbaar onderwerp totaal onderuit gehaald, met verrassende resultaten. Dan denk ik niet zozeer aan die vrijpartij, open en bloot op het strand, tussen een gespierde jongeling en een kloeke zeemeermin van Max Klinger, maar wel aan Samson en Delila van Max Liebermann. Het is een vrij groot schilderij met het typisch aardkleurig Liebermann koloriet en zijn ruwe borstelvoering. Het bijbelse verhaal van de verleiding van de stoere held wordt volledig ontluisterd.
Achteraf beschouwd, en dat is wat we zien, werd de held niet door een goddelijke schone maar door een doodgewone vrouw geveld. Liebermann geeft Delila niet de oogverblindende schoonheid die de val van Samson nog enigszins zou verontschuldigd hebben. Neen, wij zien een niet bepaald aantrekkelijke vrouw met een proletenlijf, een rimpelbuik en eeltige voetzolen. "Het leven is hard voor iedereen", lezen wij in haar blik, terwijl ze Samsons haardos onder handen neemt. Liebermanns voorstelling is uiteraard atypisch, maar geeft aan dat een goed thema tal van lezingen toelaat.
De meeste kunstenaars houden het nochtans bij het zuiver theatrale, met een weelde aan symbolische details en verwijzingen. ln hun tijd waren die verwijzingen tamelijk vertrouwd, voor ons zijn ze meestal onbegrijpelijk. Hieraan is door de organisatoren gedacht en de bezoeker krijgt bij het betreden van de tentoonstelling een boekje met een nomenclatuur van de personages, mythische, mythologisch en bijbelse, met wier lotgevallen hij geconfronteerd wordt. "Anders hadden wij bij elk schilderij een ellenlange uitleg mogen hangen", verduidelijkt conservator Leen de Jong, die mij ook heel fier attent maakt op enkele stukken uit de eigen collectie van het KMSKA, o.m. het eerder vermelde doek van Alma-Tadema.
"The devil is a woman"
Zo luidt de filmische transpositie van de fatale vrouw op het scherm. Het blijkt namelijk dat toen het thema uitgeput leek, het door het nieuwe medium film naadloos werd overgenomen. De fatale vrouwen werden overtuigend uitgebeeld door de godinnen van het witte doek, zoals Theda Bara (de kampioene van het bijna naakt in het preutse Hollywood), Pola Negri, Louise Brooks en iets later Marlene Dietrich.
Ter vergelijking hangen bij de ingang van de tentoonstelling enkele foto's uit de meest representatieve verfilmingen van noodlottige vrouwen. Wie er meer van wil zien (met excuus voor de flauwe zinspeling) kan tussen 17 mei en 17 augustus in het Filmmuseum terecht dat zijn programma-aanbod volledig op het thema heeft afgestemd. Voor fijnproevers, warm aanbevolen. Voor oude snoepers ook. Maar iedereen weze gewaarschuwd: "Ze zijn niet lief, mijnheer!"
Praktische informatie
FATALE VROUWEN
Van 17.05.2003 tot 17.08.2003, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen