De Sint-Vincentius Collegiale uit de elfde eeuw in Zinnik tekent zich af tegen hemel en aarde. Niet indrukwekkender dan ze bedoeld was, maar ten opzichte van het stadje, buiten verhouding groot. Zelfs nog in de achttiende eeuw, toen de ontginning van blauwe steen voor welvaart zorgde en patriciërshuizen de middeleeuwse huisjes verdrongen. De kerk is romaans van buiten, van binnen... vol verrassing.
Openbaar kunst- en vliegwerk in Zinnik - Het verleden is niet van voorbijgaande aard
Eeuw der heiligen
In de zevende eeuw bouwden Henegouwse aristocraten — bezorgd om hun geestelijk welzijn — een klooster op hun eigendom. Ze leverden het terrein en ook de abt. Madelgaire, welp uit een Frankisch aristocratengeslacht, huwde Waldetrude, stichtte een gezin maar besloot een religieus leven te gaan leiden. De miltair Madelgaire ontpopte tot Vincent, de heilige. Die intrigerende levensloop werd rond 1020 in de Vita Vincentii prima door een monnik opgeschreven, gekruid en aangedikt. Heiligenlevens waren beproefd promotiemateriaal. De kanunniken die rond 900 Vincents kloostertje hadden overgenomen, maakten er handig gebruik van om de godsdienstbeleving aan te zwengelen. Uit de voorbije zevende eeuw, dé eeuw der heiligen, konden onbeperkt heiligen worden gerecupereerd. Vincent, een volksheilige met een charisma van klaarblijkelijk onbeperkte houdbaarheid, viel zo'n heiligenverering te beurt. De bedevaartseconomie bleek zo lucratief dat de bouw van een reusachtige Collegiale verantwoord was en wel op de plaats waar ooit Madelgaire zijn kloostertje had gesticht; het centrum waaruit Zinnik zou ontstaan.
Eerst stonden de relikwieën in een crypte maar aangezien in de dertiende eeuw de Vincentiuscultus alsmaar meer pelgrims op de been bracht, werden zij achterin het koor op een monument getild dat rustte op 86 blauwstenen zuilen. In de loop der tijden veranderde de wijze waarop de relikwieën werden geëtaleerd want rusten in vrede werd Vincents stoffelijk overschot nooit lang gegund. Het werd in woelige tijden verpakt, verstopt en na opgelopen schade herverpakt in nieuwe recipiënten waarvoor resten van vorige werden gerecupereerd. Vincents beide reliekhouders (één bevat het hoofd, het grote schrijn het lichaam) zijn historische assemblages geworden van wat niet gestolen of vergaan was, aangevuld en weer opgesmukt. Van het dertiende-eeuwse schrijn met Vincentius' hoofd zijn enkel de vier vergulde jongerenfiguurtjes origineel. Eentje heeft een vogel in de hand. Het is Dentelin, Vincents jong gestorven zoon, met — als attribuut van de adel — een valk. Het grote schrijn verenigt edelstenen en plakjes graveer-, ciseleer-, snij-, maas- & filigraanwerk uit diverse periodes en past qua afmeting perfect in de engelenmobiel.
Pinkstermaandag
Vier uur. De kerkdeur van de Sint-Vincentius Collegiale wordt opengeduwd. De eerste pelgrims stromen binnen. Een kuch kaatst tegen blauwe steen. Getik van pelgrimstaffen. Om half vijf wordt de eerste mis gelezen. Elk jaar hetzelfde ritueel. Iets na zessen wordt een teken gegeven waarna een stuk achttiende-eeuwse technologie een verbijsterende attractie in werking zet. Na een jaar stilzitten, laten vier engelen de schrijn uit de bovenkapel neerdalen op het altaar. Gelijktijdig met de afdaling ontrolt zich vanuit het meest barokkenisgewelf een beschilderd doek dat de manoeuvres van de technische ploeg die het mechanisme bedient, aan het oog onttrekt. Het uur nog blauw en twaalf kilometer voor de boeg, schuiven leden van de broederschap hun schouders onder de 250 kg zware schrijn. Samen met de andere pelgrims verlaten ze de kerk.
Van bij haar ontstaan — eind zestiende eeuw — droomde de confrérie van een waardig heiligdom ter ere van haar idool. Maar om een bres in het uiterste punt van de collegiale te slaan kreeg ze pas in 1714 groen licht. Het plan beoogde een efficiënte doorstroming van de menigte en dus soelaas voor het aanslepende probleem van het geroezemoes der pelgrims dat de kanunniken bij hun godsdienstoefeningen in de stalles stoorde. De kanunniken staan de bouw toe van een kooromgang én voor een achthoekige kapel "à condition qu' il n'en coûterait rien au chapitre...». De kosten zijn integraal voor rekening van het broederschap. Die sloopte de buitenmuur en pikte een stuk van de rue de Mons in om een nieuwe kapel te bouwen. De hele infrastructuur, kast en mobiel inbegrepen is symptomatisch voor de barokke beeldtaal die de contrareformatie hanteert.
Wanneer op Pinkstermaandag de tour terug op de plaats van vertrek belandt, staat de zon hoog en strooit via de venstertjes van een lanternon of achthoekig koepeltje, bundels licht over de hele mise en scene. De engelen, elk aan hun hoek van de schrijn, varen ermee (hemelwaarts) om uiteindelijk weer te belanden in de barokke kast die zowel tabernakel- als alkoofallures heeft. 'sonegliis D I V o VinCentIo saCrVM': zo staat boven de kroonlijst van de kast te lezen. In gouden letters op een witte grond. Waar de witte laag verwijderd werd, zien we dat de houten kast eerst in vals marmer was beschilderd. Maar op 5 juni 1767 sleepte de firma Perogint uit Milaan het contract in de wacht om, naar de heersende mode, het interieur te witten en de opsmuk met goud op te hogen. Ook Dentelin met zijn valk, prijkend op een van de kastdeuren, werd wit maar kreeg een lik goud toe.
Theatrale kerk
Rond 1550 verscheen de bijbel in de volkstaal. Een breder publiek kon hem raadplegen en zich vragen stellen over de wijze waarop de bijbel in praktijk werd gebracht. Dat kostte de hogere clerus, die zich schaamteloos had verrijkt, aan geloofwaardigheid. Het zat er al even aan te komen, een breuk tussen instituut en gelovigen. Vandaar dat in 1545 het concilie van Trente werd bijeengeroepen. Uit een gegronde vrees voor de reformatie waarin veel christenen en lagere geestelijken hun heil zochten, beraamde het de contrareformatie. Het overdonderend antwoord dat twijfelaars terug bij de kudde zou inlijven. In de religieuze kunst ruimde renaissance plaats voor barok. Barok of het streven om de innigste emoties naar buiten te keren. Het leven en martelaarschap van populaire figuren werd hartverscheurend uitgebeeld. Men was er heilig van overtuigd dat deze kunst van mensen betere gelovigen maakt. Het kerkelijke is niet ver van het theatrale en het theater is in de kerk. Dat was ook al vóór de barok zo. Op palmzondag in de veertiende eeuw reed in sommige streken een houten ezel op wieltjes, bereden door een houten Christus de kerk binnen. De West-Vlaamse 'duvekedaals-messe' (op Quatertemperwoensdag), maakt de blijde boodschap aanschouwelijk door vanuit het gewelf een namaakduif neer te laten of zelfs, onder een regen van rozenblaadjes of brandend vlaskaf, een beeld van de engel Gabriel.
Omstreeks 1400 gebruikte men in Europa primitief uitgevoerde automata om grondbeginselen van het christendom te illustreren; mechanische poppen simuleerden de kruisiging (en beeldden ook het schouwspel van Maria en kind uit) en waren zo ontworpen dat de predikant ze middels een pedaal vanaf de preekstoel kon bedienen. In vijftiende-eeuwse rekeningen van de Sint-Jacobskerk te Leuven is een post te vinden 'voor een winde daer den inghel mee afghelaten was die de boetscap brochte...' Het Museum Catharijneconvent in Utrecht bezit houten trekpopjes daterend van ca. 1540. Het zijn twee engelen, waarvan de een in de linker-, de ander in de rechterhand een kandelaar houdt. In hun vrije hand hielden zij oorspronkelijk een wierookvaatje. De constructie van de arm is zodanig dat die op en neer kon gaan door aan een touwtje te trekken. Ze stonden aan weerszijden van het altaar. Als werktuigen van goddelijk ingrijpen. En er waren nog veel meer kerken die artefacten en mekaniekjes bezaten.
Deus ex machina
Waar ook een prins een blijde intrede deed, de machines waren van de partij. Marktpleinen gingen schuil onder heraldische schilden en kostbare textielen, het stadhuis kreeg een strik om, de gasten vergast op tafels vol fonteinen, een pastei waarin 28 muzikanten musiceerden en een achteruitlopend paard. Voor de apotheose zorgde een mechanische menagerie waaronder een draak die zigzaggend op de toeschouwers afkwam. Met zwaartekracht werd een loopje genomen. Vooral met engelen zijn Kerk en staat heel kwistig. Houten engelen of bloedjes van kinderen met kippenveren vleugeltjes dalen en stijgen tegen het zwerk dat het een lieve lust is. Vliegwerken bestonden hoofdzakelijk uit een systeem van windassen, zware kabels, lussen en katrollen om mensen en voorwerpen aan op te hangen en over het toneel te zwieren, op- en neerdalend. Aan de machine uit de renaissance en de barok is een hoofdrol weggelegd voor het tandwiel, de heugel, de krukstang, de klinknagel, de schroefbout. De mechaniek is vaak geraffineerder, verfijnder dan de vertoning die ze teweegbrengt. Wereldse vorsten en al even wereldse kerkvorsten vonden hun meester-werktuig/artefacten-makers in Italië. Sabbatini's Pratica di fabricar scène e machine nei teatri (1637) is het bekendste handboek. Maar ook Leonardo da Vinci laat nauwkeurige tekeningen na van de verborgen mechanismen van de automata die hij in opdracht van il Moro in Milaan maakte.
Wie of welk atelier het mobiel van de collegiale in Zinnik bouwde is een raadsel. Volgens wijlen Jean Jacques Bolly (assistent KIK) is de Italiaanse barokinvloed reëel. De enige aanleiding om daaraan te twijfelen, schuilt in de wetenschap dat in de zestiende eeuw de bakermat voor uurwerken en mechanisch speelgoed zich niet in Italië maar in Duitsland bevond. Duitsers verrichtten echter hun wonderen wel specifiek met spiraalveermechanismen. Niet alleen ligt de Italiaanse invloed er vingerdik op, het is niet onwaarschijnlijk dat de vaklui die de engelen (en entourage-) mekaniek bouwden Italianen zijn. Zo kwam men in de zeventiende tot en met de negentiende eeuw overal in de Europese theaterwereld wel iemand uit het Venetiaans werktuigenbouwersgeslacht Mauro tegen. En de familie Galli-Bibiena, een artefactenmakersdynastie uit Bologna, wordt rond het bouwjaar van de Zinnikse engelen gesignaleerd in Spanje, Oostenrijk, Saksen, Pruisen, Zweden en Rusland. Nergens konden die aannemers gemist worden. De zeldzame niet-Italianen in het vak, hadden school genoten in Italië.
Zo schaars de gegevens over de Zinnikse engelenmachine zijn, zo rijkelijk zijn ze over elders in Europa beschreven en gedocumenteerd. Het zijn precies deze technische hoogstandjes die enig idee geven van de wellicht wegens beperkt budget basic uitvoering van de Zinnikse engelenmobiel. Wat deze boerenbarokke engelen betreft geldt dat noch de uitgesproken primitieve mekaniek noch de aandoenlijke naïeve sculpturen getuigen van uitgelezen raffinement. Het zijn staaltjes van laagdrempelige kunst maar in staat, door de collectieve mirakelbereidheid op pinkstermaandag, de toeschouwers in hogere sferen te brengen.
Literatuurlijst
- R.L.Erenstein, Een theatergeschiedenis der Nederlanden, Amsterdam University Press. 1996
- Fr.W.S.van Thienen, Het doek gaat op. Vijfentwintig eeuwen in en om het Europees theater, W.de Haan / Bussum, !969
- Jacques Deveseleer (conservator van de collégiale Saint-Vincent en van het Musée du Chapitre), Jean-Jacques Bolly en Jean-Marie Lequeux (assistenten KIK)
- Les Cahiers du Chapitre —6, Soignies. 1997
- Prof. J. Lamberts, Volksgebruiken in de loop van het liturgisch jaar, Averbode-Berne, 2001
- Mieke De Lombaerde, Vincentius-ommegang trotseert de eeuwen/ Zinnik bijna 750 jaar in de ban van Madelgaire en Waudru (Tertio 4 juni 2003)
- Hans-Joachim Krause, Imago ascensionis und Himmelloch in: F. Möbius, E. Schubert (red), Skulptur des Mittelalters. Funktion und Gestalt, Weimar 1987, pp.280-353
- Met dank aan Jan Klinckaert en Jürgen Vanhoutte; Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur vzw en Ramon Kenis (de vrienden van de Sint-Jakobskerk).
Praktische informatie
Processie Saint-Vincent in Zinnik. Pinkstermaandag 24 mei 2010. Tel. 067 33 31 11