Naar aanleiding van de tentoonstelling Paris-Bruxelles/Brussel-Parijs wordt een keuze gemaakt uit de reserves van de rijke verzameling art nouveau van het Museum voor Sierkunst en Vormgeving, met als uitgangspunt de dualiteit tussen exclusiviteit en massaproductie.
OKV Plus 1997.3
Uit de reserves. Aspecten van de art nouveau
Op het gelijkvloers van het museum wordt het ernstige werk van pioniers als Paul Hankar en Henry van de Velde geïllustreerd naast het elitaire esthetisme van het Japonisme, de vernieuwde invloed van de Japanse kunst. Vooral de schitterende en historisch uiterst waardevolle glasramen van Constant Montald zullen de aandacht trekken. Ook de band met de beeldende kunsten en deze met de latere Art Deco wordt hier geïllustreerd.
De verdieping -1 toont wat met de doorbraak van de pioniers ontstond: de hoop op een sociale kunst, de late geometrische art nouveau die al verwijst naar sociaal beter gefundeerde ontwikkelingen en de pervertering van dat gedachtengoed in de populaire cultuur door een dubbelzinnige houding van de industrie. Blikvangers zijn het vroege arbeidersmeubilair van Gustave Serrurier-Bovy, sober meubilair van na 1900 en een anonieme veranda die de belle epoque van een gegoede Gentse burgerij oproept. Een veelheid van objecten, van industriële producten van Gallé tot fraaie juwelen, vervolledigen dit laatste beeld.
Praktisch
Museum voor Sierkunst en Vormgeving, Gent. Van 13 september tot 23 november 1997
Art nouveau in het Jubel park
De verzamelingen Tervuren 1897
In 1897 werd onder impuls van Leopold II één van de meest indrukwekkende Brusselse verkeersaders aangelegd: de Tervurenlaan. Ze zou de zwaartepunten van de wereldtentoonstelling van 1897 met elkaar verbinden: het Jubelpark en Tervuren.
In de geest van Leopold II was de Wereldtentoonstelling ook een middel om het Belgisch publiek te overtuigen van de economische en commerciële weldaden van de Kongo-kolonie. Hiervoor had de vorst ivoor ter beschikking gesteld van kunstenaars. Het resultaat was prachtig: de combinatie van het gladde, blanke ivoor met diverse materialen zoals brons, tin of zilver resulteerde in een bijzonder mooie polychromie.
Bovendien was er een perfecte aansluiting bij de nieuwe artistieke stroming, de art nouveau. Het genie van kunstenaars zoals Philippe Wolfers, Arthur Craco of Pierre Braeke maakte deze zogenaamde chryselefantiene sculpturen vermaard.
Het Jubelparkmuseum (KMKG) heeft verschillende van deze kunstwerken in zijn verzameling en brengt ze ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de Tervurenlaan, en dus ook van de Wereldtentoonstelling, nog eens samen.
Behalve chryselefantiene werken worden ook andere art nouveaucreaties van de Wereldtentoonstelling getoond. Het gaat om meubels van Paul Hankar, George Hobé en Gustave Serrurier-Bovy, borduurwerk van Hélène De Rudder en grafisch werk.
Praktisch
Jubelparkmuseum (KMKG), Brussel. Tot 14 september 1997
Lucas Faydherbe
Precies 300 jaar geleden stierf Lucas Faydherbe, de meest talentvolle Mechelse kunstenaar uit de zeventiende eeuw. Zijn leertijd bracht hij door op het atelier van Peter-Paul Rubens.
Naar diens ontwerpen voerde hij kleinsculptuur in ivoor uit. Tevens vond hij in Rubens' stijl een belangrijk uitgangspunt voor zijn eigen barokke expressiviteit.
Na zijn definitieve terugkeer in Mechelen, wist Faydherbe daar grote naam te verwerven door zijn monumentale architectuur en sculptuur die grotendeels in het teken van de Contrareformatie stond en de daarmee samenhangende vernieuwing van de kerken en hun interieur.
De tentoonstelling zal worden georganiseerd op twee niveaus: door een wetenschappelijk verantwoorde tentoonstelling en een bezoek aan de bewaarde werken in situ zal de bezoeker kennis kunnen maken met het oeuvre van Lucas Faydherbe als beeldhouwer, architect en ontwerper.
In het Hof van Busleyden wordt aandacht besteed aan het geografisch-familiaal milieu van de meester; de controverse in het begin van de zeventiende eeuw tussen conservatieven en progressieven; het oeuvre van de kunstenaar, waaronder Faydherbes beeldhouwwerk. Behalve aan hem toegeschreven ivoorsculpturen zullen daar ook representatieve voorbeelden van zijn werk in terracotta, vrijstaande beelden, altaaromlijstingen en grafsculptuur te zien zijn. Ook Faydherbe als architect van zowel religieuze als profane bouwwerken wordt hier belicht.
Daarnaast leidt een uitgebreid wandelparcours doorheen de Mechelse binnenstad langs het nog bestaande monumentale oeuvre van Faydherbe, zoals het zich vandaag nog bevindt op de plaats waarvoor het oorspronkelijk bestemd was. Tevens biedt deze wandeling de bezoeker de kans Mechelen als kunsthistorische stad te leren kennen.
Praktisch
Hof van Busleyden, Mechelen. Van 13 september tot 16 november 1997
Rubenstextiel
Rubenstextiel omvat een waaier aan textiel dat teruggaat op composities van Rubens. De creativiteit van Peter Paul Rubens blijkt immers niet alleen uit zijn schilderijen, maar ook uit de architectuur, de beeldhouwkunst, de grafiek en de textielkunst. Zo ontwierp Rubens vier grote wandtapijtseries. Bovendien werden schilderijen van zijn hand gebruikt en aangepast aan tapijtkartons en werden ook omgezet in borduurwerk. Deze aspecten van Rubens' invloed op het textiel komen in de tentoonstelling aan bod.
De vier series de Geschiedenis van Decius Mus, de Geschiedenis van Constantijn, de Triomf van de Eucharistie en de Geschiedenis van Achilles werden geweven in beroemde Brusselse, Antwerpse en Franse ateliers.
De reeksen bestaan uit acht tot twintig tapijten. Er zijn op de tentoonstelling telkens drie of vier prachtige tapijten uit elke reeks te zien. Daarnaast worden zoveel mogelijk stappen uit het creatieproces van ontwerp tot tapijt getoond. Zo worden de wandtapijten geplaatst naast de ontwerpen van Rubens, nl. zijn olieverfschetsen. Ook schilderijen van Rubens die hij niet als tapijtontwerp had voorzien, werden in wandtapijten omgezet. Een aantal van deze stukken sluiten het eerste deel van de tentoonstelling af.
Het tweede deel van de tentoonstelling belicht het bijna vergeten Rubenstextiel: kant en borduurwerk waarvoor de makers hun inspiratie zochten in de Rubensgrafiek. Rubens als smaakmaker dus, waarbij het getoonde textiel geïnspireerd is op zijn werk. Niet alleen in kantwerk liet Rubens' oeuvre sporen na, ook werden ontelbare kazuifels, altaarvoorhangen en zelfs tafelkleden uit de 17de eeuw versierd met taferelen naar Rubens. Steeds weerkerende thema's zijn: scènes uit het leven van Christus of Maria, patroonheilige van de kerken en de Emmausgangers. Hiervoor grepen de borduurders en wevers terug naar de ruim verspreide Rubensgrafiek.
Praktisch
Hessenhuis, Antwerpen. Tot 5 oktober 1997
Kant in Europa
Kant, de meest verfijnde onder de textielkunsten, behoort ontegensprekelijk tot het Europese cultuurpatrimonium. Brugge zal, als Europese kantstad bij uitstek, in het Arentshuis een waaier van meesterwerken in kant uit Engeland, Franrijk, Italië, Rusland, Spanje, Zwitserland en België samenbrengen en exposeren. Elk land kan zich zo profileren door enkele typische en eigen kantproducten en door een iconografie die laat zien hoe de evolutie zich voltrok. De glansrijke 17de-, 18de- en 19de-eeuwse schilderijportretten met kant geven een schitterend beeld van de vestimentaire functie van kant doorheen de verschillende kunst-stijlen en in de diverse landen.
Uitmuntende, niet enkel documentair maar picturaal ook interessante portretschilderijen met kostuumkant worden vergeleken met de echte kantstukken die in bepaalde gevallen qua decor nagenoeg identiek zijn.
De tentoonstelling beoogt ook een historische schets te zijn van de geschiedenis van de kant in Europees perspectief. Zowel politieke, economische als sociale achtergronden hebben immers het ontstaan van bepaalde kantsoorten in de hand gewerkt of een andere wending op stilistisch of commercieel vlak teweeggebracht. In het prille begin van de kantgeschiedenis bijvoorbeeld was de roem van de Vlaamse en Italiaanse kant evenwaardig. De zuidelijke Nederlanden, die zich voornamelijk toelegden op de kloskant, en Italië, dat uiteindelijk de naaldkant verkoos, kenden in de 17de eeuw een gouden tijd. Frankrijk stelde zich grotendeels tevreden met de invoer van deze luxekant, wat erg nadelig bleek voor zijn economie. Door een ingenieus beleid, gevoerd door toedoen van Colbert, en dat in 1665 tot het ontstaan van de Manufactures Royales leidde, kreeg de eigen productie een duw in de rug op kwalitatief vlak. De point de France kon algauw concurreren met de Vlaamse en de Italiaanse kant. Deze laatste werd door de Franse kant zodanig in het nauw gedreven dat hij een langzame dood stierf.
Het is echter fascinerend te kunnen vaststellen dat ondanks de rijkdom aan culturele verscheidenheid er een frappante eenheid is. Een gelijkaardige en simultane evolutie voltrekt zich doorheen mode en stijlen. Wat verschilt zijn de accenten en de intriges waardoor specifieke toestanden en eigen kantwerken werden gecreëerd.
Een andere vaststelling is dat de aristocratie uit heel Europa doorgaans liever geportretteerd werd in kostuums met Italiaanse, Vlaamse of Franse kant, die blijkbaar net iets prestigieuzer en modischer was dan deze uit de plaatselijke productie.
De stad Brugge kan rekenen op het partnerchip van het Franse Lille, waar deze unieke expositie nadien in het Musée de l'Hospice Comtesse zal te zien zijn.
Praktisch
Arentshuis, Brugge. Van 20 september tot 23 november 1997
Wat siert ons land. Juweelkunst van 1945 tot heden
Op recente internationale exposities en kunstconfrontaties zijn Belgische juweelontwerpers, geheel onterecht, met moeite vertegenwoordigd.
Om dit te verhelpen heeft de afdeling Kunstambacht van het VIZO (Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen) een collectie hedendaagse sieraden samengebracht. Deze bijzonder tak van artistiek verantwoorde toegepaste kunst heeft nochtans de laatste vijfendertig jaar een boeiende evolutie doorgemaakt.
Reeds in de jaren vijftig was aan de abdij van Maredsous in Wallonië een Ecole des Métiers d' Art bedrijvig. Emile Souply volgde daar de opleiding edelsmeedwerk en juweelkunst. Hij zette gedurende meer dan twintig jaar de trend in het Belgische juweel. Didier Cogels, Bernard François en Claude Wesel, allen opgeleid in Maredsous, sloten aan bij de internationale beweging die de kostbaarheid van de materie in vraag stelde. De sculpturale waarde van het eindresultaat bleef echter een vaste waarde.
Na de sluiting van het atelier van Maredsous verschoof het zwaartepunt van het kunstjuweel in België naar Vlaanderen, meer speciaal naar Antwerpen. Daar stichtte Marcel Mazy in het midden van de jaren zestig een afdeling juwelen aan het Sint-Lucas-paviljoen, waar ongeveer twintig jaar later Hilde Van Der Heyden en Hendrik Bijl les gaven aan studenten als Hilde De Decker. Sinds 1987 begeleidt Siegfried De Buck de jonge garde als Els Ongenae en David Huycke.
Ook aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen werd in 1968 het" Atelier 35" opgestart dat vanaf 1974 door Jean Lemmens werd geleid. Annemie De Corte, Pascaline Goossens, Anne Zellien zijn enkele markante exponenten van deze school.
Een meer geïsoleerde figuur als Anita Evenepoel en de hoogstaande serieproductie van Woutres en Hendrix vervolledigen het beeld van de boeiende artistieke juwelenproductie in ons land.
Praktisch
Koningin Fabiolazaal, Antwerpen. Van 5 september tot en met 5 oktober 1997
Ganda & Blandinium. Kunst en andere schatten uit twee Vlaamse abdijen
De Gentse abdijen Ganda en Blandinium, nu bekend als Sint-Baafs en Sint-Pieters, waren eeuwenlang de machtigste van het graafschap Vlaanderen.
Zij stonden samen aan de wieg van de stad en groeiden in de middeleeuwen uit tot de machtigste abdijen van het graafschap Vlaanderen. Zij werden ook elkaars geduchte rivalen. De Sint-Baafsabdij is in de loop der eeuwen vervallen tot ruïnes.
De Sint-Pietersabdij staat nog overeind in haar stijlvolle pracht en huisvest de tentoonstelling.
De geschiedenis heeft gewild dat de twee afgeschafte abdijen een tragisch lot tegemoet gingen. De Sint-Pietersabdij werd als religieuze instelling opgeheven na de Franse Revolutie. Een deel van de gebouwen werd afgebroken. Keizer Karel maakte van de monniken van de Sint-Baafsabdij kanunniken en liet de abdij plaatsmaken voor een dwangburcht, het zogeheten Spanjaardenkasteel.
"Ganda & Blandinium" brengt een unieke selectie kunstvoorwerpen en curiosa, vervaardigd in of voor deze twee grote abdijen. Van prachtige vroeg-middeleeuwse sculpturen tot vervalste grafschriften, van sieraden uit de Romeinse tijd tot Chinese serviezen, van Coxcie en Pourbus tot Jordaens, van de 9de-eeuwse briefwisseling van Einhard tot de 15de-eeuwse handschriftencollectie van Mercatel, van kostbare muziekmanuscripten tot heiligenlevens en dodenrollen, van Cicero tot Boccaccio, van kelken tot 17de-eeuws keukengerei, van liturgische gewaden tot fijne Brusselse wandtapijten.
Praktisch
Sint-Pietersabdij, Gent. Van 11 oktober 1997 tot 4 januari 1998
Kunst in de Bank. Een keuze, van Rubens tot Magritte
Ter gelegenheid van 175 jaar aanwezigheid in België wordt de collectie van de Paribas Bank, bewaard in de verschillende kantoren, voor het eerst in het openbaar gebracht. In het Paleis voor Schone Kunsten wordt een keuze van een 200-tal werken tentoongesteld.
De tentoonstelling omspant de hele periode van de 16de eeuw tot circa 1960, met evenwel een duidelijk accent op de late 16de en 17de eeuw enerzijds en de late 19de en vroege 20ste eeuw anderzijds. Hoewel de opbouw chronologisch is opgevat staat in deze tentoonstelling de collectie zelf, met de eigen accenten, centraal.
De tentoonstelling opent met een selectie kostbare Delftse, Brusselse en Oudenaardse wandtapijten uit de 16de en de 17de eeuw. De bezoeker komt daarna terecht in een beeldenzaal met overwegend religieuze sculptuur: gotische beelden, Mechelse albasten en een selectie werk uit de 16de en de 17de eeuw, aangevuld met wandtapijten. Vervolgens wordt een selectie getoond van 16de-eeuwse religieuze schilderkunst (Lambet Lombard, Joos van Cleve ... ), enkele profane werken uit dezelfde periode (Peter Pourbus ... ) en een belangrijk ensemble 17de-eeuwse kunst uit de Lage Landen. Twee prachtige etsen van Rubens (De verzoening van de Sabijnen en de Romeinen en De Roof van de Sabijnse Maagden), werk van Jan Breughel (Guirlande met Cybele) en van Jacob Jordaens (Apollo en Marsyas) gelden hier als hoogtepunten.
In het tweede, moderne gedeelte van de tentoonstelling ligt het accent op de eeuwwisseling en het begin van deze eeuw met een opmerkelijke verzameling etsen van James Ensor en representatief werk van Fernand Khnopff, Xavier Mellery, Frits Van den Berghe, Rik Wouters, Constant Permeke, Leon Spilliaert ... Verder werk van Paul Delvaux (L'aube sur la ville, 1940), René Magritte (Histoire centrale, 1928),Frans Masereel, René Guiette, Oscar en Floris Jespers, Jan Brusselmans, Jacob Smits, Victor Servranckx.
Praktisch
Paleis voor Schone Kunsten, Brussel. Van 24 oktober 1997 tot 4 januari 1998
Martin Schongauer (1450-1491). Le Beau Martin
Martin Schongauer behoort tot het kransje van kunstenaars die de westerse kunstgeschiedenis mede hebben getekend.
Geboren rond 1450 in Colmar - Elzas, als telg uit een uit Schongau-Beieren afkomstige familie, ontwikkelt Schongauer een eminent oeuvre als creator van panelen en retabels, tekeningen en gravures.
Als kunstenaar met opleiding bij Jaspard Isenmann, de universiteit in Leipzig, studiereizen in Vlaanderen, wellicht in het atelier van Rogier Van der Weyden en wellicht ook in Spanje, heeft Martin Schongauer niet alleen een scharnierfunctie bekleed in de spreiding en ontwikkeling van de kunsten op het einde van de 15de eeuw, maar heeft hij evenzeer door zijn ontwikkelde iconografie en vormgeving de Italiaanse renaissancekunst van de 16de eeuw beïnvloed. Studies, gepubliceerd ter gelegenheid van het Schongauerjaar 1991, hebben deze stellingen ten gronde bewezen.
Bij deze tentoonstelling in Sint-Niklaas gaat alle aandacht naar het grafisch oeuvre van Martin Schongauer, zo bewonderd door Albrecht Dürer, de complete reeks van de 116 geïnventariseerde gravures in etstechniek die men in originelen uit de collecties van het Museum Unterlinden Colmar en het Rijksprentenkabinet Amsterdam exposeert, aangevuld met 19de-eeuwse facsimili's uitgegeven door het Louvre.
Deze etsen hebben als uitzonderlijke kwaliteit dat zij in Europa zeer werden verspreid en als voorbeeld en standaard voor vele kunstenaars zijn gaan fungeren. Met name de compositie en iconografie van de passieverhalen en de apostelenreeks bijvoorbeeld hebben tot heden ons visueel denken rond deze themata bepaald.
Praktisch
Tentoonstellingszaal Zwijgershoek, C.C. Sint-Niklaas. Van 7 september tot 26 oktober 1997
De geschiedenis van Kortrijk
De nieuwe permanente tentoonstelling is helemaal gewijd aan de geschiedenis van Kortrijk, en beslaat de periode vanaf de vroegste bewoning tot aan de vooravond van de eerste wereldoorlog.
De Groeningeabdij genoot in de 17de eeuw grote bekendheid en aantrekkingskracht bij pelgrims en zieken, die in de kloosterkerk kracht en genezing afsmeekten van O.L.-Vrouw van Groeninge. Daarna, in de 19de en de 20ste eeuw, leefden de zusters Arme Klaren hier teruggetrokken in hun slotklooster. In 1978 verlieten de Arme Klaren Kortrijk en trokken in bij hun collega's in Roeselare. Sindsdien is een lange weg afgelegd om de Groeningeabdij te revaloriseren, te restaureren en in te voegen in het historisch patrimonium van de stad Kortrijk. De heel centraal gelegen gebouwen kregen een nieuwe bestemming als museumruimte, met tijdelijke tentoonstellingen als "Van Corot tot Monet", "De geschiedenis van de Groeningeabdij", "Vrouw in het Museum" en "Damast".
De nieuwe permanente tentoonstelling is helemaal gewijd aan de geschiedenis van Kortrijk, en beslaat de periode vanaf de vroegste bewoning tot aan de vooravond van de eerste wereldoorlog. De Guldensporenslag van 1302 maakte Kortrijk beroemd. Zowel het historisch feit als de herdenkingen ervan worden belicht. Naast in Kortrijk geproduceerde luxe-artikelen zoals fijn linnen damast en zilver worden ook gewone gebruiksvoorwerpen zoals aardewerk, tin en pijpen getoond.
De "geschiedenis van Kortrijk" vraagt aandacht voor elke categorie van mensen. Keizers, koningen en burgemeesters komen er in voor, net zo goed als een priester, een schepen, een pottenbakker, een smid, een architect, een dichter of een tingieter. Het opzoekingswerk voor deze tentoonstelling in de collecties van de stedelijke musea loonde de moeite en bracht soms voorwerpen naar boven die reeds lang in de reserves opgeslagen waren.
Praktisch
Groeningeabdij, Kortrijk
Gustave van de Woestyne (1881-1947)
De tentoonstelling Gustave van de Woestijne wordt gehouden ter gelegenheid van zijn 50 jaar overlijden.
Gustave van de Woestyne werd geboren te Gent in 1881 en stierf te Ukkel in 1947. In 1899 vestigt hij zich met zijn broer-schrijver Karel in Sint-Martens-Latem, waar hij andere kunstenaars die daar reeds verblijven vervoegt. Zo ontstaat daar de eerste groep van Latem met Albijn Van den Abeele, Valerius De Saedeleer, Maurits Niekerk, Julius De Praetere, George Minne, Maurice Sys en Albert Servaes.
Als jonge schilder was hij getekend door een diepe religiositeit die we in zijn religieuze taferelen weervinden. Veel schilderen doet hij echter niet tijdens zijn verblijf in Latem. Het is pas wanneer hij in 1909 naar Leuven gaat wonen dat de talrijke boerenkoppen naar herinnering ontstaan. Na Leuven verhuist hij achtereenvolgens naar Etterbeek en Tiegem en schildert er zeer fijne, bijna kalligrafische doeken waarin reminiscenties aan de Vlaamse Primitieven niet zeldzaam zijn.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vlucht hij naar Wales, waar hij tot een waziger stijl komt met overwegend grijsgroene tinten. Bij zijn terugkeer in België vestigt hij zich te Waregem en later te Mechelen waar hij tot directeur van de Stedelijke Academie benoemd wordt. Zijn religieuze werken uit die periode doen ons denken aan de werken uit het Italiaanse Quattrocento. In 1939 vindt Gustave van de Woestyne een laatste woonplaats in Brussel. Zijn latere werken zijn koel en zeer lineair in tegenstelling tot zijn vroegere gevoelige en zachte werken.
Praktisch
Museum van Deinze en de Leiestreek, Deinze. Van 27 september tot 14 december 1997
Catalogus: het rijke geïllustreerde boek is verkrijgbaar in hard-coverversie en telt 260 blz. Prijs: 980 BEF
Paul Gees. Tussen de bomen de sterren zien
Kenmerkend aan de werken van Paul Gees is de spanning die hij opbouwt. Die is niet alleen letterlijk aanwezig in de architectuur van de beelden, maar ook in de dialoog tussen de kunstwerken en de omgeving waarvoor zij ontworpen werden.
Ruimte is bij Gees geen statisch gegeven maar een constante flux van mogelijkheden en beperkingen, verbonden aan omstandigheden en materialen. Ruimte is voor Gees ook het ontsnappen aan de traagheid van de materie, het (schijnbaar) loskomen van de evidenties van de zwaartekracht.
Ruimte is naast een fysiek ook een publiek gegeven. Sinds het begin van de jaren negentig realiseert Paul Gees een aantal werken voor de publieke ruimte.
Die gedraagt zich volledig anders dan de veilige zone van atelier, galerie of museum. De openbare ruimte is een slagveld waar visuele impressies en betekenissen botsen en een kunstwerk opgaat (en in dat proces vaak verdwijnt) in een groter geheel.
Voor zijn projecten in de open ruimte hanteert Gees soms de structuur van de poort als visueel uitgangspunt. Het kunstwerk fungeert als raam in de omgeving.
Voor Lokeren ontwikkelde Paul Gees zes sculpturen die een concrete relatie aangaan met de omgeving die gevormd wordt door het park. Een park is een bijzonder dubbelzinnige omgeving: het is tegelijk publieke ruimte én plaats voor rust en intimiteit. Die dubbelzinnigheid komt ook tot uiting in de reeks sculpturen die Paul Gees voor deze openluchttentoonstelling concipieerde.
Ze zijn tegelijkertijd boom en bouwwerk, groei en geometrie. Door hun precies uitgebalanceerde opstelling gaan ze een subtiele interactie aan met bestaande bakens in de tuin. Toegang, grote beuk, vijver, brug en open plek krijgen telkens een beeldende echo in een sculptuur. (*extracten uit de catalogustekst van Johan Pas)
Praktisch
Centrum voor Ruimtelijke Kunst, Park ter Beuken, Lokeren. Tot 12 oktober 1997
Tarzan!
Tarzan, de verwant van Romulus en Remus, de goede wilde van Jean-Jacques Rouseau, de darwinistische aapmens, de kleine broer van Mowgli, de perfecte Homo Ecologicus.
Sinds Tarzan in 1912 het levenslicht zag in de geschriften van de Amerikaanse schrijver Edgar Rice Burroughs is hij niet meer weg te denken uit de populaire cultuur van deze eeuw. Het verhaal van Tarzan is als het ware een metafoor voor het leven van zijn schepper: de arme, kleine man die zich wreekt op de 'American way of life' omdat het succes uitblijft en hij zich mislukt voelt. Maar dat zou drastisch veranderen na de publicatie van de eerste verhalen van Tarzan. En nog steeds verkeert Burrough' s held in topconditie.
Weinig romanpersonages wisten in zoveel verschillende media door te dringen als Tarzan. Men vindt Tarzan in boeken, films, toneelstukken, liedjes, schilderijen, strips, enzovoort. Al deze facetten komen aan bod in de tentoonstelling: zowel de ernstige benaderingen als de parodiërende, zowel de afgeleide producten als de privaatseries. Er zijn eerste of zeldzame edities van romans en strips, originele platen van de Amerikaanse tekenaars en van de parodiërende Europeanen, filmaffiches en -stills, speelgoed en andere merchandising. Burrough was een beducht zakenman, die als één van de eerste auteurs de naam van zijn personage deponeerde als een commercieel merk.
Voor deze Tarzan-tentoonstelling kon het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal beroep doen op talrijke privécollecties in Nederland, België, Frankrijk en Spanje.
Praktisch
Belgisch Centrum van het Beeldverhaal, Brussel. Tot 28 september
Heropening van het Palais des Beaux-Arts
Lille, Frankrijk
Het Palais des Beaux-Arts van Lille (Rijsel) werd niet enkel gerenoveerd, verfraaid en heringericht, maar onderging een ware gedaanteverwisseling. Eén van de belangrijkste Franse musea, op het Louvre na, is vandaag uitgegroeid tot een Europees museum dat kan wedijveren met andere grote musea.
De actuele renovatie is de eerste belangrijke verbouwing die het Palais des Beaux-Arts onderging sinds de oprichting ervan in de jaren 1889-1892 door de Parijse architecten Bérard en Delmas.
Verschillende doelstellingen werden door het museum nagestreefd: het oorspronkelijk gebouw met zijn indrukwekkende volumes en zuilengalerijen in eer herstellen, het toegankelijker maken, bijkomende ruimtes creëren voor drie nieuwe afdelingen en tevens een zaal voorzien voor tijdelijke tentoonstellingen.
De architecten Jean-Marc Ibos en Myrto Vitart hebben het museum aan de stadszijde toegankelijker gemaakt, de zuidmuur van het atrium vrijgemaakt en midden in de tuin een smal elegant gebouw toegevoegd. De gevel van dit nieuwe gebouw bestaat uit helder glas dat in spiegelbeeld het Palais des Beaux-Arts weerkaatst. Hierdoor krijgt men een indruk van de oorspronkelijke maar nooit gerealiseerde omvang van het project van Bérard en Delmas.
Streefdoel was de collecties zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen in bij elkaar aansluitende afdelingen. De doelstelling van elke conservator voor zijn specifieke afdeling was drieledig: de talrijke waardevolle kunstwerken uit de reserves opdiepen, ze laten restaureren en ze de plaats geven waar ze logischerwijze thuishoren. Elk schilderij, elk beeldhouwwerk kreeg in het museum de plaats die het toekomt, in logische samenhang met de omringende werken. Gezochte effecten werden vermeden.
De Vlaamse en Hollandse scholen bekleden in het museum een belangrijke plaats. Naast werk van Dirk Bouts bezit het museum verschillende belangrijke werken Rubens, Van Dyck en Jordaens. Meesterwerken van de Italiaanse school, met o.a. Veronese en Tintoretto, en van de Spaanse school met enkele topwerken van Goya en Greco ontbreken niet. Van de Franse school zijn vooral de schilderijen van de 19de eeuw talrijk: David, Géricault, Delacroix, Courbet, Millet, Corot, Rousseau .... De afdeling gewijd aan de 20ste eeuw werd onlangs uitgebreid doordat het Musée National d' Art Moderne (Centre George Pompidou) een aanzienlijk aantal werken - Braque, Picasso, Permeke, Gromaire, Pignon - in bewaring gaf.
Praktisch
Palais des Beaux-Arts de Lille, Rijsel, Frankrijk
Documenta X
Nog tot 28 september is Kassel eens te meer volledig gewijd aan de Hedendaagse Kunst. De intendant van deze tiende editie, Catherine David, stelt ongeveer 250 gasten aan het publiek voor, waaronder beeldende kunstenaars, regisseurs, filmmakers, auteurs en architecten.
Gedurende honderd dagen biedt Kassel zo de gelegenheid bij uitstek om levende interferentie te laten ontstaan tussen participanten en bezoekers, met ruimte voor analyse en kritiek, een open geest en invraagstelling, experiment en statement, reflectie en activiteit.
Documenta groeide sinds 1955 uit onder invloed van de koude oorlog en het Amerikaans-Europees overwicht, tot een happening die zichzelf de vraag durft te stellen wat haar specifieke taak is. Documenta X staat open voor de meest radicale evenementen uit de hedendaagse cultuur, gekarakteriseerd door hun verscheidenheid in vorm en toegankelijkheid, inclusief de virtuele ruimte. Esthetische analyse wordt expliciet verbonden aan hedendaagse politieke onderwerpen.
Om de evolutie en de diversiteit van de hedendaagse kunstvormen in een juist daglicht te plaatsen werd de tentoonstelling opgezet volgens een assenstelsel dat doorheen de stad wordt uitgezet. Naast de catalogus, die bij elke editie wordt uitgegeven, is er ook een aparte publicatie voorzien rond de grote themata die zich in de stad tonen in monumenten en projecten: de verschillende golven van industrialisatie, de globalisering, de wereldgeschiedenis. Terwijl de tentoonstelling strikt functioneel is opgezet, biedt het boek een lopend commentaar op de tentoonstelling en is het een retrospectief document dat vertrekt in 1945.
Naast de tentoonstelling is er ook het 100 Dagen Programma en een theaterluik, met een apotheose tegen het weekend van 7 september.
Praktisch
Museum Fridericianum, Kassel, Duitsland
Uit aarde en vuur Keramiek in Vlaanderen
Aan de hand van 200 topwerken wordt in het Stedelijk Museum van Oudenburg een overzicht gebracht van de keramiek die in Vlaanderen werd vervaardigd door de eeuwen heen.
De verschillende historische perioden komen telkens ruimschoots aan bos: de prehistorie, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen, de renaissance, de barok, de achttiende en negentiende eeuw.
Een inleidende zaal brengt een didactisch overzicht van het maken van aardewerk, met aandacht voor de soorten klei, de glazuur, het draaien, het bakken en de mogelijke versieringen. Ook wordt hier een overzicht van de soorten keramiek, zoals reducerend gebakken, oxyderend gebakken, majolica, faience, hard en zacht porselein, gold ware, creamware, gebracht. Tot slot werd aan meer dan dertig hedendaagse keramisten gevraagd om een speciaal kunstwerk voor die gelegenheid te vervaardigen. Dit geheel geeft een unieke kijk op de rijke variatie aan keramische objecten en het overtuigende vakmanschap van onze kunstenaars door de tijden heen.
Voor deze tentoonstelling werden uit verschillende instellingen en musea keramische objecten ontleend. Een groep gespecialiseerde auteurs schreef de catalogus die een chronologisch beeld ophangt van het artistieke en historische belang van de keramiekproductie in Vlaanderen. Dit naslagwerk verschijnt in samenwerking met de redactie van het tijdschrift "Vlaanderen".
Praktisch
Stedelijk Museum (Abstgebouw), Oudenburg. Tot 5 oktober 1997
Negende Open Monumentendag, arbeid
Op zondag 14 september 1997 vindt opnieuw Vlaanderens meest omvangrijke culturele manifestatie plaats: de Stuurgroep Open Monumentendag Vlaanderen organiseert in samenwerking met de Lokale Comités de negende Open Monumentendag (OMD).
Het zal op zondag 14 september niet 'verboden zijn op het werk te komen': het thema van de OMD 1997 is 'arbeid'. Maar liefst 220 deelnemende steden en gemeenten stellen dit jaar meer dan zevenhonderd monumenten open.
De negende OMD focust op de werkende man en vrouw. De monumenten waarin zij hun arbeid verricht(t)en zijn eindeloos. Het thema 'arbeid' werd onderverdeeld in tien subthema's: molens; mouterijen, stokerijen en brouwerijen; fabrieken en hun machineparken; mijnen; ambachtelijke werkruimtem; steenbakkerijen; landbouw en nijverheid, de dienstensector; wonen en werken; monumenten van de arbeidersbeweging.
Het programma van de Open Monumentendag Vlaanderen wordt ook dit jaar aangeboden in het Monumentenmagazine. Dit wordt gratis verdeeld via de Lokale Commités en diverse instanties.
Praktisch
Secretariaat Open Monumentendag Vlaanderen
Er gebeurt iets: Felix Timmermansjaar 1997, Lier
Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het overlijden van Felix Timmermans zet zijn geboortestad een Europees project met hedendaagse kunst op in Lier.
De manifestatie "Er gebeurt iets ... " wil een brug leggen tussen generaties. De twaalf uitgenodigde kunstenaars geven in een uiteenlopende vormentaal hun visie zowel op de figuur van Felix Timmermans als op zijn literair en plastisch werk. De toeschouwer wordt ertoe aangezet om een nieuwe kijk hierop te ontwikkelen.
De artistieke leiding van dit project was in handen van Erno Vroonen. De tentoonstelling is organisch gegroeid. De materiaalkeuze is sterk uiteenlopend. Beeldhouwers gebruiken arme materialen als klei, hout, leem en jutte, mediakunstenaars op hun beurt video, computer en fotografie. Verder zijn er installaties in spaanderplaat, Lierse kant en traditionele olieverfschilderijen.
Inhoudelijk onderscheidt men drie hoofdthema's: het tijdsklimaat waarin de schrijver leefde en werkte, de populariteit van zijn oeuvre en de beeldende kracht van zijn verhalen.
Op vier locaties worden van twaalf kunstenaars meerdere werken en installaties getoond: het Stedelijk Museum, het Stadhuis, het voormalig Stadsarchief en het Timmermans-Opsomerhuis.
Daarnaast is er in het TimmermansOpsomerhuis een traditionele tentoonstelling te zien met originele tekeningen en grafiek van Timmermans. Het Stedelijk Museum toont enkele van Timmermans' werken in olieverf.
Praktisch
Vier locaties, Lier. Secretariaat "Er gebeurt iets .. ", Heilige Geeststraat 7, 2500 Lier. Tot 28 september 1997
Manet, Van Gogh, Picasso en vele anderen. Hoogtepunten uit een Haagse collectie
In de daglichtzaal van de Kunsthal Rotterdam geven ruim 120 topstukken, daterend van het begin van de negentiende eeuw tot in de jaren '70 van de twintigste eeuw, een beeld van de rijke verzameling moderne kunst van het Haagse Gemeentemuseum.
Behalve de schilderijen en beelden zijn ook tekeningen en prenten te zien, die vanwege hun kwetsbaarheid zelden worden geëxposeerd. Nederlandse kunst vormt de kern van de verzameling, waarin stromingen als de Haagse School, het symbolisme van rond 1900 en De Stijl, maar ook afzonderlijke oeuvres, zoals van Jongkind, Toorop, Mondriaan, Ouborg, Constant en Visser, goed vertegenwoordigd zijn. Daarnaast heeft het museum regelmatig belangrijke kunstwerken uit het buitenland verworven. Zo bevat de collectie onder meer werken van Monet, Picasso, Kandinsky, Kirchner, Schiele, Kokoschka, Hodler, Klee, Bacon, Russolo en Morandi.
De tentoonstelling kan dan ook worden gezien als een presentatie van Nederlandse kunst in een Europese context. Het gaat daarbij niet om een overzicht of een 'verhaal', maar om een expositie van individuele hoogtepunten, die zowel op zichzelf als in hun samenhang te zien en te bewonderen zijn.
De tentoonstelling in de Kunsthal besteedt bijzondere aandacht aan de wijze waarop de werken in de verzameling van het Haags Gemeentemuseum terecht zijn gekomen.
Praktisch
Kunsthal Rotterdam. Tot 5 oktober