Jongeren en musea

Wel jong, niet gek op musea

Gegeeuw. Lege blik. Slapende ledematen. De jonge museumbezoeker kan het niet helpen. Deze symptomen kunnen wel een goede reden zijn om het als gids of leerkracht anders aan te pakken. Want behalve in schoolverband gaan twaalf- tot achttienjarigen bijna nooit naar het museum. Een veertienjarig meisje vat het probleem samen: "Verwachtingen? Het is wel een museum, hè" Een wandeling tussen de mummies en de amforen, de weefgetouwen en de droogzwierders, de rugzakvliegtuigjes en de poetsgarnalen, de Iguanodons van Bernissart en de afvalkuilen van een Gallo-Romeinse nederzetting. En tussen de waarschijnlijk grootste schatten die een museum kan hebben: de jonge bezoekers zelf.

Keigortig tot keikoddig.

Koninklijke Musea voor Kunst  en Geschiedenis, Brussel

De verwarring weergalmt in de majestueuze inkomhal. De tweedejaars techniek-wetenschappen en sociale en technische vorming (tso) uit Brugge zijn op zoek naar de gids die hen zal rondleiden in het oude Griekenland en Rome. Hun leerkracht geschiedenis, die over het gebouw had kunnen vertellen terwijl ze wachten, is niet meegekomen.

"Supercool", als de tieners eindelijk tot bij een gouden vaasje van de Cycladen gebracht worden. Teruggevonden in scherven. De geschiedenis komt tot leven. Om dan weer onder dikke lagen stof te verdwijnen wanneer de gids details geeft over herkomst en datering zoveel millennia voor Christus. Bij het Griekse vaatwerk lijkt een dialoog tussen museumgids en tieners op gang te komen. Het monster van Kreta, de Minotaurus, wordt erop herkend, maar Ariadne wordt gereduceerd tot een kwisaangelegenheid met verlies van punten als het antwoord niet binnen de tijd is: "Zelfs mijn zoon van zeven kent dit verhaal." Maar de huid van deze tiener is dik: "Gaat dat niet over een touw of zoiets? Ben je niet vergeten te zeggen dat Theseus afgesproken had witte zeilen te hijsen als hij de Minotaurus gedood had, maar dat hij dat vergeten was?"

Over de atleten op de vazen weet een meisje te vertellen dat ze naakt liepen nadat hun lendendoeken waren afgevallen. De gids wuift dat weg als anekdotisch. Bij de Grieken stond de naakte mens gewoon centraal. De spontane antwoorden blijven uit en luisteren wordt lastig. De toelating om te gaan zitten, wordt dan ook op een opgeluchte yes onthaald. Er ontstaan allerlei Griekse poses: een halfliggende jongen met een zittend meisje tegen elke opgetrokken knie. Is deze beeldengroep al naar Griekenland of Rome geweest? "Rome, is dat Italië of Spanje? In Spanje hebben we het huis van Salvador Dali gezien, er stonden eieren op. Je moest van ver naar een figuur kijken en die kwam steeds dichterbij." Aan haar enthousiasme te horen, is kunst het probleem niet. Op het huis van haar vriendin staan ook eieren: "Mijn mama is architect."

Tijdens een lange uitleg onder een kaart gaan de blikken rond naar al wat beweegt, en worden de stijve spieren gemasseerd. Boven de maquette van het oude Rome zijn de jongeren het noorden allang kwijt. Of nog iemand weet wat de Curia is? "Mm, een curry." Na anderhalf uur hebben ze honger gekregen. "Waar is Vaticaanstad?" wil een jongen weten. Maar de plek die tieners met Rome associëren, staat er net niet op. Tijd om wat stoom af te blazen. Ze hadden zelf iets willen doen. In het illusiemuseum (Illuseum in Gent) konden ze dat. Ze hadden vrij willen rondlopen: "Voor die ene keer dat we komen. Ze moeten toch weten dat wij niet zo lang kunnen stilzitten."

Ook de derdejaars beeldende en architecturale kunsten (kso) uit Malle mogen in de tentoonstelling over Egypte slechts aankomen met hun ogen. De nu en dan bezwerende toon van deze gids maakt het vraag-en-antwoordspel spannender, dat is te zien aan de vele vingers in de lucht. De leerlingen zijn ook voorbereid, al is niet ieders maag bestand tegen het verhaal van de mummificatie dat door enkele klasgenoten met zin voor detail wordt verteld. De mummie uit de vierde eeuw voor Christus, 'de borduurster', kan op sympathie rekenen: "Griezelig? Nee, dat is toch chic. Maar ik zou hier vannacht niet graag opgesloten zijn. Die tanden zijn keigortig."

Jongeren en musea

Vrij rondlopen is het voorrecht van de vierdejaars uit dit kunstsecundair onderwijs. Op de tentoonstelling Art Nouveau & Design 1830-1958 zijn ze dan ook snel rond. Tegen een audiogids kan je onbeleefd zijn: "Ik wil alleen prentjes kijken. Aan het einde weet je niet meer wat ze in het begin gezegd hebben." Iemand is nog maar binnen en vindt het al saai. Maar vanaf Victor Horta met zijn 'keinijge' stoel wordt alles beter. "Wat een oog voor detail," verraadt het eigen oog van deze veertien- en vijftienjarigen. Ze kunnen dat oog zelfs oefenen in het museum, want op de computer versieren ze vazen met de typische zweepslaglijnen van de art nouveau, en op de grond schikken ze echte stukken tapijt tot een modernistisch ontwerp.

Aan draaiblokken waar ze mensentypen met de juiste stoelen moeten paren, wordt een andere vaardigheid geoefend: "Kom, we maken nieuw samengestelde gezinnen." In het interieur van Huub Hoste vindt iedereen zijn meug: "Wat een coole tafel. Ik wil die keuken, dat kastje, die matten, die spiegel... hé, dat heb ik op internet bij de Kidskitch gezien." De zetel van Marcel-Louis Baugniet is het topstuk, want hij is volgens de tieners tegelijk 'keimooi', 'keischattig' en 'keikoddig'. Ook voor een meisje uit het kunstonderwijs kan dat allemaal wel eens te veel worden: "Ik vind het eigenlijk raar dat ze altijd iets nieuws maken. Dit vind ik allemaal al lang goed."

Panamarenko mag niet stoppen

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel

De Aeromodeller van Panamarenko kan beter, dat is de mening van enkele tieners uit Brussel die we hebben uitgenodigd voor een vrij bezoek. Paula, tweedejaars handel (tso) en Karen, derdejaars verzorging-voeding (bso), de armen over elkaars schouder geslagen: "Die gaten in de mand van de zeppelin zijn veel te gevaarlijk voor kinderen. Er moeten ramen komen, gordijnen en matjes. En een toilet achter een gordijntje of anders dikke pech." Ze giechelen bij al het gênante dat ze al voor zich zien. Eerstejaars Mohamed (oriënterend jaar) wil de Aeromodeller liever vervolmaken zodat hij kan vliegen: "Zo is hij niet stabiel. Die mand moet in een licht metaal."

jongeren en musea

Bij Panamarenko's duikboot ontcijfert Karen de cyrillische tekens: "Panama. Ik heb een Russische vriendin. Dat daar is de p. Misschien is hij in Panama gemaakt door slaven? De boot is wel een beetje saai. Er zijn geen kleuren. Die auto of wat is dat daar (Bing II) is geslaagder. Die heeft tenminste een kleurtje. Hier word ik depressief van."

Van het schilderij aan de muur daarentegen, Tafereel van de septemberdagen 1830 op de Grote Markt van Brussel van Gustaf Wappers, worden deze jongeren wel gelukkig: "Dat is wel mooi gedaan. Moet je kijken: die gevallen man, en die oude man die opkijkt naar de hemel. Dat paard dat gekneld zit. Al die wisselwerkingen. Hier gebeurt iets."

De Prova-Car van Panamarenko vinden de meisjes te simpel: "Die kán mooi worden. Het lijkt op een soort bed. Voor als je allergisch bent voor muggen. Een bed met wielen, zo kan je naar je plaats in de klas rijden om verder te slapen. Paula houdt niet zo van kunst," legt Karen uit. "Ik vind het wel interessant om naar te kijken en om over na te denken. Het is jammer dat de kunstenaar stopt. Als hij verder doet, kan hij nog dingen verbeteren." Panamarenko, geef nooit op, Noordkaap zong het ook al. Mohamed kan assisteren want de Bing of the Ferro Lusto zal volgens hem kunnen vliegen als hij van textiel gemaakt wordt. Karen vindt de bol gewoon mooi en ziet een kleine uitvoering ervan, gevuld met likeur, al op haar bureau staan. Ook voor het vliegende tapijt dat de tieners er nog uitpikken, want ze worden het beu, vindt Karen een toepassing: "Dat is goed voor in de toekomst om de files te vermijden, maar ik ben al dood in de toekomst."

Rammelen met schedels

jongeren en musea

Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel

'Wij zijn de fossielen, niet de apen." De deelnemers aan de fossielen- en evolutierondleiding van het vijfde en zesde jaar natuur en techniek/gezondheid (vwo, gelijk aan aso) uit Terneuzen distantiëren zich van elkaar. Ze bewonderen de gefossiliseerde bruine beer en de 'keischattige' wolharige neushoorn en maken er met hun mms-gsm's gedigitaliseerde versies van. De uitleg bij de Iguanodons van Bernissart gaat door de slechte akoestiek wat verloren. De jongeren wijzen naar een of ander bot in het skelet en fluisteren in elkaars oor een heel ander verhaal. Dat iemand op een bankje gaat zitten, mogen we niet verkeerd begrijpen: "Ik vind het wel interessant, hoor," zegt de jongen, "maar ik ben moe. We hebben deze voormiddag al de Nationale Plantentuin van België in Meise bezocht. Dit hier is heel leuk om te zien, maar al die verhalen hoeven er niet altijd bij. Wat zijn dat daar? Bewakers? Hoe spannend!"

Hun ogen de kost geven doen enkele meisjes wanneer ze door de zaal met aquariums worden geleid. Met open mond volgen ze de capriolen van de rood-wit gestreepte poetsgarnaal: "Heb je dat gezien? Die maakt loopings. Waar zit die schoonmaakgarnaal nu? Zonde, die raakt nooit meer onder het steengruis vandaan." Ze bespeuren anemoonvisjes: “Nemo's! Zullen we zwaaien. Hallo? Hallo? Zie naar die mond. Ik zou zo'n vis willen zijn." Ze smeken de leraar of ze nog eens naar de dierentuin mogen.

Jongeren en Musea

Na de rondleidingen zijn er eindelijk de ateliers. De veelbelovende zandbak in het fossielenatelier blijft echter onaangeroerd. Deze leerlingen moeten gefossiliseerde varens, haaientanden, en zee-egelstekels benoemen met behulp van een brochure met zwart-wit foto's en Latijnse namen. Beleefd gaan ze aan de slag, maar na een halfuur moeten sommigen nog maar eens herbeginnen omdat het nog niet helemaal goed is. Wie klaar is, grijpt naar de kleurenplaten met dinosauriërs en begint zich een weg naar buiten te kleuren. In andere zaaltjes van het Labyrintische museum worden versteende walviswervels en mammoetonderdelen doorgegeven. Ze worden begerig betast, besnuffeld en met de schedel van de Cro-Magnonmens wordt zelfs even gerammeld.

Schietspoele, sjerrebekke, spoelza!

jongeren en musea

De zesdejaars elektriciteit-elektronica (tso) uit het Oost-Vlaamse Beveren zijn hier voor hun geïntegreerd proefproject. Of ze nu de freesmachine, de verdeelkast of de lift als onderwerp hebben, ze bekijken het van alle kanten, en de geschiedenis is er daar een van. Het groepje monstert de verscholen onderdelen van de lift op de tentoonstelling Aan tafel! Philippe Cauderlier, een meesterkok uit Gent. Iedereen helpt meezoeken naar rem- en kabeltrommel en liftklem.

In het textiellabo van de tentoonstelling Katoenkabaal worden vochtigheid of veerkracht van het katoen uitgetest. Waterdicht ("O ja? Het lekt langs alle kanten."), lichtgevend of luchtdoorlatend textiel? Het wordt allemaal spelenderwijs getest. De weefgetouwen doen aan de "schone tijd, haha" denken toen jongens als zij al tien jaar aan het werk waren. Maar ze verstommen wanneer een weefgetouw in gang wordt gezet. Schietspoele, sjerrebekke, spoelza! Djikke djakke, kerrekoltjes, klitsklets! uit 'De vier weverkes' klinkt in het echt oorverdovend.

Het museum doet aan het erfgoed van thuis denken: "We hadden thuis een oude Singer naaimachine, maar ze werkte niet meer en we hebben ze aan een verzamelaar verkocht. Ik vond de oude drukkerij het mooist. Wij hebben thuis nog een oude druk van De Leeuw van Vlaanderen." Groepjes van acht, eigen leraars mee met net genoeg uitleg om te kunnen blijven hangen, en alle zintuigen in het spel, bij tieners is het een systeem dat werkt. Na twee uren is dat dan ook te horen: "Is het al gedaan? Spijtig."

Jongeren en musea

Links: "Griezelig? Nee, dat is toch chic."

Lichtgevoelig

FotoMuseum Provincie Antwerpen

De laatstejaars moderne talen-wetenschappen (aso) uit Hoboken weten eigenlijk niet wat ze in het museum komen zoeken. Een begeleidster denkt dat het bezoek misschien bij het vak Nederlands hoort. Maar aan de leerkracht Nederlands kunnen we het niet vragen. De museumgids laat de jongeren rondkijken in de zaal met de reclamebeelden die in 2006 op ons zullen afkomen. Na een vluchtig rondje ploffen ze neer op de poefs. Als ze zich een voorstelling maken over het product dat geadverteerd zal worden, moeten ze die boven de harde muziek uitroepen. Het erop los associëren gaat daardoor volledig de mist in.

De foto's van het actuele Rusland worden door een andere gids toegelicht. Volgens haar ontleenden de halfnaakte vrouwen eigenwaarde aan het feit dat ze niet als de prototypische huisvrouw werden geportretteerd. Maar een meisje vindt de fotoreeks Provocations van Sergey Chilikov toch wel wat ordinair. En bij de reeks Russian Regions: "Als die foto's in België genomen waren, zouden we ze maar niks vinden. De Russen zullen foto's van België ook speciaal vinden. In België heb je wel niet zo'n mooi licht." De gids gaat niet in op deze prangende kwesties.

De samenwerking met de gids is er even wanneer de jongeren een groepsportret maken met een oude reiscamera. Het lukt ze net om een minuut lang te poseren, maar in de donkere kamer gaan zelfs de vergroters gevaarlijk bewegen. De tieners lachen wat af en de gids is een beetje ten einde raad: "Dan zal ik maar doen zoals bij de kleutertjes en zelf het antwoord geven."

jongeren en musea

Op de plaats waar vroeger een Romeins legerkamp was, maken de klassen van het eerste Latijn  (aso) uit Boom nu een dagje Gallo-Romeinse onderdompeling mee. De dag begint met het aanschouwen van kleerkasten vol met bracae, tunicae, en fibulae, en die namen zullen ze geweten hebben. "Een verkleedpartij", dat zien de jongeren wel zitten. Maar de museumgids hoort liever het woord 'kledijproject'. Van zelf roefelen in de kleren is geen sprake. De gidsen zullen de jongens en meisjes laag na laag in Galliërs of Romeinen veranderen. Bij het verwijderen van de houwtouwen en schoenen uit de eenentwintigste eeuw, valt op dat een jongen deze morgen twee verschillende kousen aantrok. Ze moeten allemaal erg lachen en zullen dat blijven doen met elke nieuwe metamorfose bij hun klasgenoten. "Net een priester, een schooier, Roodkapje, de boze tovenaar!" Wat schaft de Gallische pot? "Spacecake." Hoe kwamen de Romeinse vrouwen aan de blonde lokken van de benijdenswaardige Gallische vrouwen? "Met white spirit?" De oplossing dat die blonde haren er bij de Galliërs gewoon afgeknipt werden, doet verschrikt naar de haren grijpen.

Al lachend leert men, maar de gids dreigt met een testje achteraf. Deze scholieren worden door meer dan een gids op hun verantwoordelijkheid gewezen: "Jullie zijn Latinisten." Ze hebben geluk want hun lerares (Latijn!) is erbij en geeft aan wat ze eigenlijk nog niet kunnen weten. Maar over elke vraag wordt wel nagedacht. Waarom spreken we van Gallo-Romeinen? "Julius Caesar vond de Galliërs zo dapper dat hij ze als beloning Gallo-Romeinen noemde."

Is de Gallische of Romeinse mode tweeduizend jaar later nog hip? De kousen met linten wel: "Zoals Brad Pitt in Troy." "Keischoon," mijmert een meisje: "Ik heb het kleed van Cleopatra. Maar het is wel een raar gevoel. Ik heb graag alles strak op mijn buik en dit is zo fel overgeplooid." Ze hadden toneel willen spelen in die kleren in plaats van daar gewoon te staan: "Dan wordt zoiets ook nog een beetje leuk." Een meisje legt de vinger op de wonde: "Als je naar een museum trekt en je weet dat er een kledingatelier is, dan verwacht je daar van alles van. In een ander museum gingen we ook eens munten slaan en brood bakken, maar als we daar toekwamen, deed iemand ons dat allemaal voor." Even ziet het ernaar uit dat vijandelijkheden tussen Galliërs en Romeinen een kans krijgen. "Jij bent niet bleek genoeg, jij werkt te veel," moet een Gallische aanhoren van een Romein. En dan beginnen ze met hun sjaals te slaan. Fun.

In het museum zelf graait de gids in een bak met prehistorische werktuigen en overhandigt ze aan de tieners. Ruggen wordt geschrobd met de hakbijl, de sikkel is een boemerang. Een jongen krijgt een ijzeren torques - "een walkman!" - op. Hij staat hem niet meer af: "Dat mogen alleen jongens dragen, het is een teken dat ik onsterfelijk ben." Met een vuursteen en een stuk ijzer mogen ze zelf vuur maken tot de vonken er afspringen. Nadat al drie jongens aan de beurt waren, probeert een meisje het argument van gelijke kansen: "En nu een meisje, een meisje!" Het lukt.

Jongeren en Musea

Het is voor het eerst dat ze van een gids veel mogen vergeten, maar van een paar zaken wil hij dat niet. Door ze veel te herhalen, antwoorden de tieners op den duur in koor:

"In Velzeke was?"
"Een Romeins kamp."
"Daar kwamen bij?"
"Handelaars."
"Dat waren?"
"Galliërs."

Maar de elf- en twaalfjarigen zijn moe. In de tuin naar Gallo-Romeins model dient de sokkel van een verbrijzelde jachtgodin als leunstoel. De wandeling naar de archeologische site wordt voorafgegaan door uitleg over maaihoogte en moederbodem. Nog iets dat ze nooit meer mogen vergeten. Maar ze horen het niet meer: "Ik hoop dat er een soort souvenirwinkeltje is." De tieners zijn terug bij de les als ze echte archeologen in afvalkuilen van tweeduizend jaar oud zien harken. De hoofdarcheoloog toont hen waar ze een schedel van een paard gaan opgraven en het gebit is al goed te zien. Wil er iemand archeoloog worden? "Wat verdient dat?" De jongeren laten er op de terugweg geen twijfel over bestaan. De archeologische wandeling vonden ze vandaag het tofst: "Ze was kort."

Jongerenwerking in het Jubelparkmuseum: museumfreaks?

De Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis hebben ervaring met jongerenwerking: 20 jaar lang al vragen deelnemers aan museumateliers naar activiteiten voor +14 jarigen. Maar het blijft zoeken naar de juiste formule om bij de snel evoluerende jongerencultuur aansluiting te vinden. Meerdaagse workshops als introductie op bijvoorbeeld textiel verven of juwelen ontwerpen spreken artistieke jongeren wel aan, maar projecten met een publieksmoment zoals een maquette voor de tentoonstelling voor blinden realiseren of zelf een tentoonstelling opbouwen met werkjes van het kinderatelier en museumstukken hebben meer succes.

De Jongerenmuseumdagen 2001 met als thema 'Word conservator van de toekomst' waren een grote stap vooruit in het leerproces. Vijftien jonge mensen tussen 14 en 19 jaar werkten van mei tot november aan hun visie over 'het museum van de toekomst'. Ze ontdekten in de verzamelingen van het reusachtige maar in hun ogen ouderwetse museum twaalf kunstwerken of objecten die hen persoonlijk aanspraken. Zij dachten na over een originele setting en over het soort informatie dat jongeren zou aanspreken, vandaar telkens een link met hun eigen leefwereld. Dit resulteerde in verrassende, soms grappige of ontroerende projecten.

Jongeren en musea

Bij ieder project schreven de jongeren zelf paneelteksten en kozen een passende popsong. Ze waren geheel vrij om ideeën aan te dragen en uit te voeren op voorwaarde dat ze het budget respecteerden en het fiat van de museummedewerkers kregen. Ze zorgden zelf voor sponsoring; organiseerden een persconferentie en verzorgden 30 Nederlandstalige en 3 Franstalige rondleidingen voor 355 jongeren van tweede en derde graad Secundair Onderwijs tijdens de projectweek. Ook belangrijk: 37 personeelsleden meldden zich tijdens hun middagpauze voor een rondleiding door de jongeren.

Dit proces leerde dat het informele contact tussen de jongeren onderling en tussen de jongeren en de begeleiders via e-mailtjes en telefoontjes een must is. Samen naar installaties van hedendaagse kunstenaars (Kunsten Festival des Arts) of naar een muziekoptreden (Klinkende Munt); 's middags een picknick in de binnentuin in het zonnetje en voldoende drank en versnaperingen om energie uit te putten doen wonderen. Studenten uit ASO, technisch en beroepsonderwijs werkten prima samen: ze konden van elkaar leren en hadden elkaar nodig om hun projecten te realiseren. Opvallend was de ongedwongen omgang van de studenten met het museumpersoneel: er werd druk overlegd met titularissen, preparators, fotografen en leden van de technische ploeg. Informatie loskrijgen van wetenschappelijke medewerkers, vitrinekasten sjouwen met de verhuisploeg, een persconferentie op touw zetten met de P.R. dienst, het ging allemaal vanzelf. Blijkbaar wist het personeel het enthousiasme en de inzet van de jongeren te appreciëren.

jongeren en musea

Problemen om de jongeren regelmatig te laten terugkomen bleken er niet te zijn: op ieder vrij moment kwamen jongens en meisjes langs om aan hun project te werken. Dit zorgde soms voor overlast op de educatieve en culturele dienst. Het is dus echt noodzakelijk dat jongeren hun eigen stek krijgen: een ruimte waar zij kunnen samenkomen, met telefoon en internetaansluiting.

Een ander probleem vormt de tijdsindeling: op het ogenblik dat de studenten tijd hebben om in het museum te werken d.w.z. tijdens vakanties, weekends of na 16 uur, zijn niet altijd de personeelsleden aanwezig die voor het project nodig zijn. Overleggen wordt zo erg moeilijk. En rechtstreeks contact is juist wat de jongeren zelf wensen.

Bij het begrip tatoeage denken jongeren aan vrienden die een tattoo hebben
Jongeren en musea

Dit bleek ook bij de belangrijkste realisatie door jongeren in het Jubelparkmuseum tot nu toe: het project 'Tatau-au? Tattoo-ooh!'. Onder de indruk van de Jongerenmuseumdagen 2001, stelde de tentoonstellingscommissaris van de tentoonstelling Tatu-Tattoo 64m2 in de expositieruimte beschikbaar om in te richten door en voor jongeren. Tijdens de zomer 2003 bedachten zestien jongeren tussen 14 en 21 jaar een origineel concept om het thema 'Jongerencultuur en Tatoeage' vorm te geven. Om informatie te verzamelen over de visie van hun leeftijdgenoten stelden zij met de hulp van een sociologe een vragenlijst op die door 308 jongeren beantwoord werd. De resultaten waren terug te vinden in de hen toegewezen ruimte in de vorm van een jongerenkamer. , aan vedetten met tatoeages en aan tattoo-motieven. Dus werd het een kamer vol posters, boeken, strips, cd's, kledingstukken en gadgets. Je kon er kijken naar een video die de jongeren zelf realiseerden, bladeren in een map met knipsels over tatoeage of het interactief spel proberen waarvoor zij vijf BV's wisten te strikken.

jongeren en musea

Om tot dit resultaat te komen werd in groepjes gewerkt: de 'scenografen' ontwierpen de originele setting en zorgden voor de aankleding van de ruimte; de 'onderzoekers' verwerkten de resultaten van de vragenlijsten en verzamelden artikels en foto's; de filmploeg, gecoacht door de vzw voor mediavorming Imagica, leverde een geweldige film af met beelden van straatinterviews, een tatoeëerster aan het werk en zelfgespeelde sketches. Iedereen hielp mee om getatoeëerde vedetten te contacteren en museummedewerkers met tattoos te interviewen om in samenwerking met eMuze, een vzw voor erfgoededucatie, een interactieve computeranimatie te realiseren. De +18-jarige deelnemers (studente scenografie, studente architectuur, student marketing) konden zeer goed de werkgroepjes sturen die niet door professionals begeleid werden.

Het was voor het eerst dat een jongerenproject deel uitmaakte van een grote tentoonstelling die zo lang liep (september 2004 - februari 2005) en door zoveel bezoekers (ca. 48.000) gezien werd. De jongeren staken er veel van op en het resultaat scoorde goed bij leeftijdsgenoten van het vijfde en zesde jaar ASO en TSO. Enkele bedenkingen: de tijd tussen het concept en het tentoonstellingsmoment mag maximum 6 maanden zijn en jongeren kunnen zich niet altijd schikken naar de timing van de tentoonstellingsmakers, maar zijn wel tevreden met de wijze waarop museummedewerkers hun plannen vorm geven.

Op basis van deze twee projecten kunnen we stellen dat jongeren graag en hard werken in en met museumverzamelingen en museumpersoneel. Voldoende tijd vrijmaken om hen te begeleiden is noodzakelijk. Het project moet publiek trekken, liefst ook leeftijdsgenoten. Een heterogene groep jongeren zorgt voor diversiteit en dynamiek. Vaak vullen ze elkaar mooi aan. Enkele jongeren die er al jaren museumateliers hebben opzitten blijken erg nuttig: zij voelen zich thuis in het museum en beschouwen de museummedewerkers als vrienden.

Enkele voorbeelden

Eagle in Red
Line liet over de enorme adelaarskop van de Azteekse beschaving rode, gele en blauwe lichtstralen dwalen. De bezoekers konden op zelf ontworpen ligstoeltjes met een walkman luisteren naar de legende van de stichting van Tenochtitlan en het lied 'Eagle' van de popgroep Abba.
Message on the Net
Julien legde in de afdeling Nabije Oosten de link tussen kleitabletten met spijkerschrift en onze huidige e-mails.
Burial Pit
Naast grafkuilen met Merovingische skeletten en bijhorende grafgiften liet Timothy een nepgraf maken met een levensgrote foto van zichzelf, omringd door cd-hoesjes, snoeprepen, tijdschriften en een game-boy.
Stars
Stan toverde de galerij met Romeinse portretten om tot een Hollywoodboulevard met gouden sterren op de grond naast de keizers, de sterren van toen. Twee gipsen bodyguards (met zonnebril) hielden de wacht bij de ingang en achtergrondmuziek uit de film Gladiator zorgde voor sfeer.
Tunafish
Voor Eva's project werden honderden grote blikken tonijn opgestapeld naast het indrukwekkende beeld van het Paaseiland dat de "god der tonijnvissers" genoemd werd.

David Claerbout, Retrospection, 2000. Black and white video projection, sound. Jongeren en musea.

David Claerbout, Retrospection, 2000. Black and white video projection, sound. Courtesy Galerie Micheline Szwajcer

Jongeren en Musea, David Claerbout, Retrospection, 2000. Black and white video projection, sound

Napoleon gehalveerd

"Even vertellen dat de schoolreis die me is bijgebleven de trip naar Waterloo was in de jaren 1950: het beklimmen van de 'terp', een bezoek aan het museumpje, het verorberen van meegebrachte boterhammetjes, het ravotten op de wei en het kopen van een 'kadootje' voor thuis. Die thuiskomst was niet zo denderend. Ik kocht namelijk voor vader een plaasteren buste van Napoleon. De commentaar die ik na het overhandigen van mijn geschenkje kreeg was héél duidelijk: "Hoe is het mogelijk dat ge geld uitgeeft aan zo een tiran en moordenaar." Daar kon ik het dan mee stellen en eigenaardig genoeg was Napoleon al na twee dagen gehalveerd: 'iemand' in ons gezinnetje had de man van Elba laten vallen! In Waterloo ben ik nooit meer teruggeweest, zeker niet nadat we kennis maakten met de Boerenkrijg in onze jeugdbeweging." (Hugo uit Antwerpen)

De Luxebus

jongeren en musea

"Het blijft voor mij nog altijd dé schoolreis onder de schoolreizen: die van 1956! Ik zat in het tweede middelbaar van een tamelijk grote Mechelse school. Op één dag trokken de zowat 600 leerlingen tegelijkertijd op schoolreis. De helft stapte op de trein en spoorde richting Antwerpen. Daar stapten even later zowat 300 leerlingen over de Meir richting Het Steen, en de vlakbij gelegen afvaartkade van de Flandriaboten. We vergaapten ons onderweg aan de indrukwekkende gevels van de 'koekenstad'. Het was mooi, en in mijn herinneringen ook veel groener op de Keyserlei en de Meir, richting Boerentoren, Groenplaats en tenslotte de kaai.

Gezwind stapten we op de Flandriaboot, richting Zeebrugge. Daar kwamen we de andere helft van de school tegen: die waren met luxe-autobus - nù vanzelfsprekend, maar toen een heel evenement! - naar Brugge gereden en hadden ons al heel wat te vertellen over die mooie stad. Ik herinner me dat we elkaar maar kort zagen; het was echt een wisseling van vervoermiddelen: die van de boot stapten in de bussen en die van de bussen trokken de boot op

Wij dus richting Brugge: en het was mooi. Ik vergeet nooit hoe ik in de verte de Belforttoren zag opdoemen, omringd door nog enkele mooie kerktorens. Echt heel goed weet ik niet meer welke musea we bezochten, maar in elk geval beklommen we die Belforttoren. Toen de avond viel, moesten we alleen nog maar met die 'sjieke' bus richting Mechelen rijden, voor zover ik me herinner over een gloednieuwe snelweg, zonder files. Heerlijk! (M.-J. De Wachter uit Mechelen)

Een weg door de oorlog

"De Eerste Wereldoorlog brengt me in gedachten naar onze jongens in Irak", zegt de zeventienjarige Jonathan Pratt uit York nuchter. Hij is een van de 60.000 Britse scholieren die jaarlijks het In Flanders Fields Museum bezoeken.

Jongeren en musea

 Naar schatting komen 200.000 bezoekers per jaar naar de Ieperse Lakenhallen om de Eerste Wereldoorlog te memoreren. Onder hen bevinden zich maar liefst 90.000 jongeren. Tweederde van deze jongeren komt uit Groot-Brittannië, éénderde uit Vlaanderen. De belangstelling uit Frankrijk is een pak minder. Op jaarbasis zijn dat ongeveer 500 à 600 leerlingen. Nederlandse leerlingen doen het echter met 1.500 bezoekers beter dan de Franse.

De meeste Vlaamse kinderen komen verplicht in schoolverband. Geen wonder dat lang niet alle jongens en meisjes dezelfde passie voor de Grote Oorlog delen. Jolien bijvoorbeeld. Ze is 14 jaar en zit op het Sint-Janscollege in Poperinge. "Ik zou hier nooit uit eigen beweging zijn gekomen. Voor mij is geschiedenis saai, ik doe liever aan sport." Laura vriendin van Jolien laat een ander geluid horen: "Wat ik hier interessant vind, is hoe mensen trachtten te overleven in moeilijke omstandigheden. De tentoongestelde wapens zeggen me niet zoveel, wel de beelden".

Gelijkgestemde geluiden horen we bij enkele jongens uit de klas van Laura. Niels, 13 jaar: "Je kunt je niet voorstellen dat mensen zo 'n oorlog konden beginnen. Aangrijpend vind ik de foto's en de filmfragmenten waarop je het hachelijke leven ziet in de loopgraven". Vriend Samuel ziet het meer metaforisch: "In een gewoon museum kan je alle kanten op, maar hier heb je één weg, een weg door de oorlog". Juffrouw Dekkersgieter Fabienne van het Sint-Janscollege weet eraan toe te voegen dat haar klas het thema rond Eerste en Tweede Wereldoorlog uitwerkt in het raam van een uitwisselingsprogramma met een Nederlandse school. In Overloon bezochten de Vlamingen het Nationaal Oorlogsmuseum. Omgekeerd maakten de Nederlanders in Vlaanderen kennis met het In Flanders Fields Museum en het Talbot House in Poperinge.

jongeren en musea

Educatief pakket

Ook Britse jongeren geven in Ieper die dag rendez-vous. De jongens en meisjes van de Easingwoldschool die we ontmoeten zijn ongeveer zestien jaar en hebben er een lange reis op zitten. Ze komen helemaal uit York en zijn al vroeg uit de veren. In tegenstelling tot de Vlaamse scholieren hebben Britse scholieren die naar Vlaanderen komen, bewust gekozen voor het pakket geschiedenis. Verplichting is er niet bij.

De Eerste Wereldoorlog staat bijgevolg steevast op het programma, weet Dominiek Dendooven die in Ieper de educatieve omkadering coördineert. Dominiek Dendooven: "De interesse in Engeland voor de Eerste Wereldoorlog leeft en neemt zelfs toe nu de tijdsafstand met de Tweede Wereldoorlog groter wordt. Ongetwijfeld heeft die interesse voor WO1 te maken met identiteit. Je moet bedenken dat in de streek rond Ieper zich zo 'n 160 Britse militaire begraafplaatsen bevinden, terwijl er maar vier Duitse begraafplaatsen zijn. Fransen en Duitsers hebben hun graven geëvacueerd, de Britten deden dat niet."

Dendooven weet dat er in Engeland gespecialiseerde touroperators zijn, die hun eigen gidsen meebrengen. "Daar hebben we doorgaans geen controle over, soms zijn dat oud-officieren. Wat zij vertellen weten we dus niet". In elk geval kunnen Vlaamse leerkrachten het museum aanspreken voor een boeiend educatief programma, een bundel van om en nabij de honderd bladzijden, waarin een ruime keuze aan onderwerpen aan bod komt. Recent is er ook een educatief programma verkrijgbaar voor kinderen uit de lagere school.

Maken Vlaamse scholieren er doorgaans een daguitstap van, de Britten trekken er twee tot drie dagen voor uit. Zij bezoeken niet enkel Ieper maar reizen door naar de Somme en Verdun, plaatsen die voor eeuwig met de Grote Oorlog zijn verbonden. Bovendien zijn Britse scholieren goed voorbereid. Begeleider Richard Radway van de Chesham High School schreef voor zijn studenten First World War Battlefields Study Guide, een zestig pagina's tellend werkboek. De student kan daarin eigenhandig notities en foto's verwerken. Radway: "De studenten die kiezen voor geschiedenis krijgen tweeënhalf uur les in de week. We beperken ons niet alleen tot dit museum, straks vertrekken we naar de grote slagvelden van de Somme en Verdun".

Symboliek

jongeren en musea

Juffrouw E. Brown van de Easingwoldschool is voor de eerste keer mee naar Ieper. Ze is zwaar onder de indruk. Vooral de opgestapelde kruisen die de ingang markeren van een van de laatste ruimtes beklijven. "Wat een betekenisvol icoon, welk een symboliek", zegt ze met enige emotie in haar nog jonge stem.

Niet minder onder de indruk is leerling Jonathan Pratt (16). "De filmbeelden op de videoschermen hebben een grote impact. Ze zijn het geheugen waarvoor we respect moeten opbrengen. Oorlogen zijn van alle tijden, dat ondervind ik hier maar al te goed. Als ik rondloop, dan ben ik in gedachten ook bij onze jongens in Irak".

Art Nouveau & Design: een digitale tijdslijn

De tijdsband, meestal een meterslange collage die de juf zelf heeft samengesteld uit allerlei tijdschriften, is een klassieker in het basisonderwijs. Behalve opsmuk voor grauwe klaslokalen, is het een uiterst geschikt instrument om kinderen in gesynthetiseerde vorm te laten kennismaken met de 'stedentijd' en andere illustere tijdperken.

jongeren en musea

Met de overgang naar het secundair onderwijs wordt geschiedenisonderricht eensklaps heel wat complexer, genuanceerder ook. Want elke historische evolutie bestaat uit tal van al dan niet simultane gebeurtenissen die op het eerste zicht soms niets met elkaar te maken hebben. De historiografie laat zich niet meer samenballen in een simpele lineaire voorstelling en de papieren tijdslijn verdwijnt als didactisch materiaal uit de klas.

Het toenemend gebruik van internet in de lessen zou bij jongeren echter wel eens de digitale comeback kunnen inluiden van de ouderwetse tijdsband. Websites zijn immers het medium bij uitstek om een veelheid aan gerelateerde gegevens gestructureerd weer te geven. Enerzijds kan een webstek zeer gelaagd opgebouwd worden zodat de gebruiker bij elke muisklik meer specifiekere informatie krijgt. Anderzijds laten hyperlinks tussen verschillende interne en externe webpagina's toe om ook transversale verbanden te leggen.

Een prachtig voorbeeld is de Art Nouveau en Design-tijdslijn van de Koninklijke musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Deze werd speciaal ontwikkeld voor het onderwijs om jongeren op een attractieve manier de overzichtsgeschiedenis van de Belgische sierkunsten bij te brengen. Door een thema (zoals mode of interieur), een periode of beide te kiezen activeert men een tijdsbalk met daarop afbeeldingen die kunnen aangeklikt worden. Dit kunnen tentoonstellingsstukken zijn, maar evengoed objecten zoals een telefoon die het gekozen tijdperk typeren. Bij elk beeld hoort uiteraard de nodige (kunst-)historische uitleg die eventueel kan afgedrukt worden.

De meerwaarde van deze tijdslijn zit echter vooral in de relatiestelling van de objecten met een aantal sociale, politieke en economische scharniermomenten. Zo wordt het bredere kader geschetst waarbinnen al die evoluties plaatsvonden en wordt duidelijk hoe ze met elkaar verbonden zijn. Behalve gevisualiseerd op de tijdsbalk wordt die samenhang ook gerealiseerd in de beschrijvende teksten via hyperlinks naar aanverwante onderwerpen neogotiek en de Schoolstrijd.

De tijdsband kan zowel voorafgaand als na een geleid bezoek aan de gelijknamige tentoonstelling  ingezet worden. De leerkracht kan het benutten voor de eigen lesvoorbereiding of om leerlingen het tentoonstellingsbezoek zelf te laten voorbereiden. Interessant is ook dat - afhankelijk van het gedoceerde vak - de focus kan gelegd worden op de mode (voor de richtingen textiel), architectuur of schilderkunst (voor esthetica) of de sociale en politieke evoluties in de maatschappij (voor geschiedenis). Kortom: een eigentijds didactisch instrument op maat van onderwijzers én hun leerlingen.

jongeren en musea

En avant les Jeunes!

Jongeren en kinderen enthousiast maken voor het museum. Naar de gouden tip zijn we op zoek. Hieronder twee lijstjes: tips voor ouders, leerkrachten en jeugdwerkers - en - tips voor museummedewerkers. Met welke ga jij aan de slag?

Tips voor ouders, leerkrachten en jeugdwerkers

  1. Doe niet gewichtig over kunst en cultuur. Illustreer dat het evenzeer tot het dagelijkse leven behoort als soep in de winter en bloemen op moederdag.
  2. Respecteer de smaak van jongeren en kinderen. Kies een museum dat nauw aansluit bij hun interesse en waar echt iets te beleven valt.
  3. Laat kids de website bekijken van vijf musea en zelf kiezen waar ze naartoe willen.
  4. Sla ze niet om de oren met uitgebreide biografieën over kunstenaars. Vertel hen wat ze gaan beleven.
  5. Hoe jonger, hoe invloedrijker de vrienden. Maak van een museumbezoek een verrassende uitstap met vriendjes.
  6. Kunst en cultuur moeten jongeren ontroeren, verrassen of aan het lachen brengen. Hen daartoe verplichten heeft weinig zin. Enkel als je echt zeker bent dat wat het museum biedt ook aanslaat bij jouw kinderen  of leerlingen is een verplichte confrontatie  zinvol.
  7. Kies voor musea die voor zichzelf spreken. Een museum dat vooraf twee lesuren of een lange uitleg behoeft, wordt al als vervelend ervaren nog voor men er is.
  8. Maak als ouder tijd vrij voor cultuurbezoekjes. Schuif die verantwoordelijkheid niet door naar het onderwijs. Immers, kennismaken met een museum via de ouders leidt tot meer museumbezoek in de jonge volwassenheid dan wanneer de kennismaking via het onderwijs gebeurde.
  9. Maak kinderen al op jonge leeftijd vertrouwd met het museum. Naarmate het eerste cultuurbezoek op jongere leeftijd plaatsvond, des te frequenter het latere cultuurbezoek uitvalt, ongeacht of ouders of school de kennismaking verzorgden.
  10. Beware of fake! Authenticiteit is dé centrale waarde in het leven van jongeren. Probeer hen niets te verkopen of aan te smeren.
  11. Degradeer kinderen en jongeren niet tot consument. Ze vinden het prettig om zelf aan de slag te gaan.
  12. Overschat ze niet. Hun artistiek referentiekader is beperkt. Op vlak van kunst en cultuur hebben jongeren en zeker kinderen veeleer een mainstream- dan een avant-gardesmaak.
  13. Daag het museum in je buurt uit. Hoe actief kunnen kinderen en jongeren er zijn? Wat biedt het op verjaardagsfeestjes? Kan het af en toe open blijven tot middernacht? Mag een fijne organisator de centrale hal gebruiken voor een party? Is het depot geen inspirerende plek voor een slepend detectivespel?
  14. Is het leeftijdsverschil tussen je kinderen of tussen leerlingengroepen groter dan vier jaar, zorg dan voor een apart aanbod.

Tips voor het museum

  1. Heb je kinderen en jongeren echt iets te bieden?
  2. Kunst wordt sterk geassocieerd met vrouwelijke waarden. Wil je jongens bereiken, zorg dan voor een mannelijke toets in je communicatie: krachtig taalgebruik, harde kleuren. Kies voor jongens als campagnebeeld. Jongens slaan aan bij meisjes, meisjes niet bij jongens.
  3. Spreek niet geïnteresseerden aan via hun vrienden, school en verenigingen. Zoek naar aanknopingspunten bij hun leefwereld.
  4. Zet geïnteresseerden in als ambassadeur. Bied ze extra verdiepende activiteiten: workshops, atelierbezoeken, inleidingen. Jongerenkortingen zijn erg effectief bij hen.
  5. Creëer communicatiemateriaal met verschillende instapdrempels: sprekende beelden en glasheldere korte boodschappen voor doeners, verdiepende achtergrondinformatie in kranten, programmabrochures en op je site voor denkers.
  6. Ondersteun jongeren van allochtone afkomst in hùn cultuurvormen, eerder dan ze verplicht enthousiast te maken voor de westerse.
  7. 8- tot 14-jarigen ontlenen vaak liever hun identiteit aan het museum dan 16-plussers. Zet hén in als ambassadeur.
  8. 14 tot 18-jarigen stellen zelden gedrag dat afwijkt of de afkeuring opwekt bij leeftijdsgenoten. Speel in op hun groepsgevoel. Benadruk het sociale aspect van je aanbod.
  9. Richt je nooit op ouders én kinderen / jongeren tegelijkertijd.
  10. Ga niet voor een one night stand! Zorg voor een langetermijn strategie. Probeer methodes uit, meet de resultaten en stel je strategie permanent bij.
  11. Betrek jongeren bij alle aspecten van je werking, ook bij de beoordeling van je campagne. Een panel van vijf goed geselecteerde proefpersonen kan 80% van de 'fouten' in je communicatiemiddelen detecteren.
  12. Gebruik geen jongerentaal. Je maakt je verdacht!
  13. Exclusiviteit is een krachtig verkoopargument. Maak jongeren tot VIP. Stuur ze een brief.
  14. Mik in de communicatie steeds op de bovengrens van je doelgroep. Maak een campagne voor 16-jarigen als je 14-jarigen wil bereiken.
  15. Gebruik je museum voor alles waarvoor het niet dient.
  16. Experimenteer met aanvangstijden en openingsuren. Alles is sexy om middernacht.
  17. Zet jongerenkortingen duidelijk in de verf. Moffel ze niet weg in kleine lettertjes onderaan je flyer of in de marge van je poster.
  18. Verwacht geen wonderen van jongerenkortingen. Het zet eerder wel-geïnteresseerden aan nog méér te participeren. Het stimuleert zelden niet-geïnteresseerden om toch deel te nemen.
  19. Behalve voor toeristen en buurtbewoners, verdwijnt de mobiliserende kracht van gratis na een paar maanden.
  20. Overschat de mobiliteit van jongeren niet.
  21. Communiceer met beelden eerder dan met tekst.
  22. Cartoons leunen dichter aan bij de leefwereld van kinderen en pubers dan foto's.
  23. Promoveer Simon tot cameraman van je museum. Hij is vingervlug met een videocamera en woont bij jou om de hoek.
  24. Drukwerk blijft een essentieel element voor een geslaagde campagne. Zeker wanneer je mikt op een verruiming van je publiek zijn flyers, posters en freecards wervende communicatiemiddelen die zich niet zomaar door elektronische middelen laten vervangen.
  25. Een site is een tweedelijnsmedium. Wat doe je om bezoekers te lokken?
  26. Jongeren ontvangen liever een brief dan een mail.
  27. Stuur ze geen ongevraagde e-mailtjes, maar verleid ze via je site of leuke acties om zelf contact op te nemen.
  28. Msn is hot. Net als bij e-mail en sms ervaren jongeren hun msn-interface als privé domein. Blijf uit de buurt.

De boot die geen kunstwerk is

"Mijn vader was een verwoed verzamelaar van etnologische en archeologische objecten uit heel de wereld. Gepassioneerd door vreemde culturen nam hij me mee naar het Afrikamuseum in Tervuren. Dit museum is voor mij nog steeds een zeer mysterieus, eigenzinnig gebouw. Alleen al de zalen met de opgezette dieren, totaal anachronistisch en politiek incorrect, ik hoop dat ze nooit verdwijnen...

Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren, Jongeren en Musea

Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren

Maar het beeld dat werkelijk zeer grote invloed op mij heeft gehad was de prauw van de Lenogola, een volk uit Midden-Zaïre. Deze 22 meter lange, uit één stam gekapte boot heeft mij geleerd wat 'materie' is. Ik had nog nooit 'hout' op die manier waargenomen. Ik ben er van overtuigd dat deze boot me de schoonheid van bijvoorbeeld de sculpturen van Brancusi heeft doen inzien. Of de kracht van de krakkemikkige machinerieën van Panamarenko.

Maar ook begrippen als 'horizontaliteit: 'a tree is best measured when its down'. Of 'harmonie': vaardige houthakkers kapten een levensnoodzakelijk transportmiddel en zie: zuivere schoonheid, in perfecte harmonie met hun leven, was geboren. Die eenvoud: in onze maatschappij zo moeilijk en zo delicaat, voor hen een evidentie. Ik weet zeker dat deze boot, die geen kunstwerk is, me heeft doen inzien wat kunst werkelijk is: een zorgvuldige balans tussen vorm en inhoud. Als een werk te veel vorm is, of als een beeld geen beeld meer is maar slechts inhoud, is het geen kunst maar slechts te veronachtzamen vertier.

Dit heeft me ertoe gedwongen op zoek te gaan naar die balans, en toen ik als vijfjarige jongen deze boot voor het eerst zag, besefte ik niet dat die zoektocht de rest van mijn leven zou bepalen."

Erfgoed in de klas, een handleiding voor leerkrachten

HEREDUC (HERitage, EDUCation) is een Europees project rond erfgoededucatie. Culturele Biografie Vlaanderen vzw timmerde in dit project samen met partnerorganisaties uit Duitsland, Nederland, Frankrijk en Italië op initiatief van het Gemeenschapsonderwijs aan een vernieuwende aanpak. De uitkomst van het project is een handboek voor leerkrachten van het basis- en het secundair onderwijs dat allerlei ideeën en tips bevat om met erfgoed aan de slag te gaan in de klas. Maar ook voor erfgoedmedewerkers kan het een bijzonder nuttig instrument zijn.

  • Auteurs: Veerle De Troyer, Pieter Mols, Hildegarde Van Genechten, e.a.
  • ISBN: 90-441-1799-8,  154 blz, Depotnr.: D/2005/5779/76, 10€,  Copyright: Garant

CANON, de cultuurcel van het Departement Onderwijs

Deze cel wil een bruggenbouwer zijn tussen de werelden van cultuur en onderwijs en zo cultuur een actieve plaats geven in de school. Dit gebeurt onder andere door goede voorbeelden uit de praktijk te ondersteunen, publicaties te verzorgen en vruchtbare ideeën uit te wisselen. Terugkerende en jaargebonden projecten garanderen een gevarieerd en dynamisch cultuuraanbod.

Voor meer cultuur op school biedt de nieuwe website van CANON Cultuurcel een schat aan informatie: www.canoncultuurcel.be. Daar vindt u ook een uitgebreide databank van kunstenaars en organisaties die met uw school mogelijk aan de slag kunnen in velerlei projecten.

Download hier de pdf

OKV2005.4 Jongeren en musea.pdf