Nu Brugge zoveel schilderijen toegezegd kreeg, moest er een aangepast (en veilig) lokaal gevonden worden. De oorspronkelijke locatie, het stadsmuseum in de Bogardenkapel, was niet groot genoeg. Een andere grote tentoonstellingsruimte was er even min. Hoewel het alternatief voorstel het Gruuthusepaleis was, viel Kervyns oog op het Provinciaal Hof op de Markt.
Het resultaat was onwaarschijnlijk: de bezoeker kwam oog in oog te staan met 413 werken, van Melchior Broederlam tot Pieter Bruegel. Op de tweede verdieping maakte hij kennis met het oeuvre van de schildersfamilies Pourbus en Claeissens. In het gerestaureerde paleis van de heren van Gruuthuse vond de tentoonstelling van Oude Kunstambachten plaats.
Op wandel met een Memling
De dagen voor de tentoonstelling waren bijzonder hectisch. Eén week voor de opening waren nog maar drie schilderijen aangekomen. Op 11 juni ontving men in het station de veertien werken uit Brussel en enkele uit Parijs.
Op 12 juni waren Antwerpen en Brugge, kerken en kloosters aan de beurt. De Antwerpse bruiklenen zouden per binnenschip via Gent in Brugge toekomen. Maar in Gent bleek het schip een te grote diepgang te hebben om verder te kunnen varen. De schilderijen werden terug naar Antwerpen gevaren en opnieuw verstuurd, ditmaal per trein. Op 13 juni kwamen de werken uit Berlijn, Oostenrijk en Engeland aan. Een tweede lading uit Engeland, samen met de bruiklenen uit Nederland, Italië en Oostenrijk kwamen pas de dag voor de opening ter plaatse.