'Erfgoedgids' is een nieuwe reeks publicaties die de provincie Antwerpen uitgeeft in samenwerking met Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen. De serie opent met twee boeiende onderwerpen : de baksteengotiek in de Kempen en de tuinen van het kasteel van Hingene.
Erfgoedgidsen Provincie Antwerpen
Van klei tot kerk. Baksteengotiek in de Kempen
'Je staat er onvoldoende bij stil'. Dat was de eerste gedachte die bij mij opkwam bij het zien van die erfgoedgids over Baksteengotiek in de Kempen. Het steekt nochtans de ogen uit. Probeer je een kerk in de Kempen voor de geest te halen en automatisch zie je een gotische kerk, in baksteen uiteraard. Met de titel Van klei tot kerk bevestigt auteur Serge Migom enigszins dit cliché. Maar in de tekst brengt hij de nodige nuances aan. En die tekst mag er zijn: helder opgedeeld en goed leesbaar waardoor u en ik die geen specialisten zijn goed meekunnen. In dit soort studies wordt dat al te vaak vergeten.
In de inleiding wordt het hoe en het waarom van het gebruik van baksteen bij de kerkenbouw in de Kempen uit de doeken gedaan. Het antwoord is eenvoudig en eigenlijk voorspelbaar: omdat er niets anders was. Uiteraard is daar meer over te vertellen, maar daarom moet u juist het boek lezen. Dan volgt een beschrijving van de gotische gebouwen in de Kempen. De meeste daarvan zijn kerken, vooral uit de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw.
En inderdaad er is een opvallende verwantschap tussen die kerktorens te zien. Met het schip is het vaak anders gesteld: te hoog, te laag, herbouwd, en ga zo maar door. Maar dan zijn er die kleinere varianten die het verhaal kruiden, een groeiproces van eigen gewestelijke accenten, van de ongekunstelde eenvoud van een Sint-Bavokerk te Oud-Turnhout tot de weelderige pracht van de Sint-Catharinakerk te Hoogstraten. De burgerlijke architectuur wordt gelukkig niet vergeten, en daar zit heel wat variatie in: van de lakenhalle van Herentals tot het kasteel van Turnhout.
De neogotiek is uit de Kempen, zoals uit de rest van Vlaanderen niet weg te denken. Terecht stelt Serge Migom zich de vraag of er tijdens de negentiende eeuw bij de mooie traditie van de hoogdagen van de Kempische gotiek wordt aangesloten of niet. Het antwoord is genuanceerd, maar niet meteen positief. Bepaalde verhalen hebben mij uiterst geboeid, zoals dat van de wederopbouw van de abdij van Tongerloo (en dat niet enkel omwille van die bizarre torenbekroning in art deco). In andere gevallen - en laat dit de enige kritische noot zijn - werd ik gehinderd door een zekere overbelichting van de administratieve rompslomp. Langs de andere kant mag wel gezegd worden dat de negentiende eeuw zo in elkaar zat.
Het laatste hoofdstuk is kort, maar daarom niet minder opmerkelijk. De auteur behandelt er de Kempense stijl en baksteengotiek in de twintigste eeuw. Dit verhaal is volledig nieuw en met belangstelling heb ik vernomen hoe architecten in de pas verlopen eeuw in het reine probeerden te komen met die rijke, maar ook belastende erfenis van de gotiek. De voorbeelden zijn niet talrijk, maar ze spreken boekdelen. Hoe traditioneel kan een traditionalist wel zijn? Of wat beleef je als architect als je een brug wil slaan tussen heden en verleden? Zeer verhelderend. Tot slot worden, kort en goed, een veertigtal technische termen uitgelegd. Je staat er onvoldoende bij stil, maar dat is geen overbodige luxe voor een tekst die tegelijk vlot leesbaar en toch technisch correct wil zijn.
Met deze studie over baksteengotiek in de Kempen steekt de Provincie Antwerpen van wal met een nieuwe reeks publicaties over het eigen erfgoed, geplaatst in thematische context. Indien de volgende afleveringen in kwaliteit deze eersteling evenaren, dan kijken wij daar vol verwachting naar uit.
De tuinen van Hingene tussen Schelde, Rupel en Vliet
Begin september verscheen de tweede in de nieuwe reeks erfgoedgidsen, uitgegeven door de Provincie Antwerpen in samenwerking met Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen. Auteur Katrien Hebbelinck neemt de lezer mee voor een verrassende ontdekkingstocht doorheen het provinciaal domein d'Ursel te Hingene.
Gedurende vele eeuwen was het kasteel van Hingene het maison de plaisance of de zomerresidentie van de adellijke familie d'Ursel. Vrijwel elke d'Ursel-generatie heeft het kasteel en het park aan de heersende wooncultuur en mode aangepast, telkens bijgestaan door internationaal gerenommeerde ontwerpers zoals Jean Beaucire, Giovanni Nicolano Servandoni of Eduard Keilig. Het boek illustreert, aan de hand van waardevolle en veelal onuitgegeven documenten, onder meer uit het archief van de familie d'Ursel, hoe dit domein evolueerde. Het is een bijzonder boeiende ontwikkeling: eerst een laat middeleeuws stenen huis en hof, daarna een bak- en zandstenen buitengoed met Vlaamse renaissancetuin, nog later een door water omkaderd kasteel in een baroktuin, en vandaag het monumentaal en classicistisch perspectief in het landschappelijk waardevolle park.
De geschiedenis van het domein d'Ursel is tegelijk ook een verhaal over een stukje Scheldevallei en het dorp van Hingene, waarin de familie d'Ursel een centrale plaats bekleedt. Door hun omvangrijk patrimonium en hun eeuwenlange aanwezigheid zijn het landschap, het dorp en het kasteeldomein onlosmakelijk met elkaar vervlochten. Na een leegstand van bijna twintig jaar kocht de provincie Antwerpen in 1994 het als monument beschermde kasteel. Sinds het voorjaar 2000 is dit domein samen met de omgeving van het paviljoen De Notelaer ook beschermd als landschap. Hierdoor is de eenheid van deze historische kasteelsite hersteld en kunnen de banden met deze kleurrijke geschiedenis en omgeving opnieuw worden aangehaald.