Jean Portaels mag dan een van onze belangrijkste negentiende-eeuwse kunstenaars zijn, men kent zijn oeuvre vandaag nauwelijks. Met uitzondering voor de oriëntalistische werken, die tegen behoorlijke prijzen verkocht worden op grote kunstbeurzen zoals Tefaf, de Biennale in Parijs en Brafa. Onbekend is niet helemaal onbemind.
De roep van de Oriënt - Jean Portaels
Voorbij exotische landschappen
Jean Portaels (1818-1895) is geboren in Vilvoorde als de zoon van een plaatselijke brouwer, die ook burgemeester was. Hij studeerde van 1836 tot 1840 aan de academie van Brussel, in het atelier ‘Schilderkunst naar de natuur’ van de directeur François-Joseph Navez (1787-1869), en behaalde er de eerste prijs. In 1841 vertrok Portaels naar Parijs, waar hij werkte in het atelier van Paul Delaroche (1797-1856), toen, naast Eugène Delacroix (1798-1863), wereldberoemd als verdediger van het romantisme. Delacroix is nu bekender, maar de National Gallery in Londen organiseerde in 2010 toch een tentoonstelling over een historiewerk van Delaroche. Tijdens zijn studie en opleiding kwam Portaels zo in contact met het neoclassicisme (Navez) en het romantisme (Delaroche en Delacroix). Hij nam in 1842 deel aan de Romeprijs, georganiseerd door de Antwerpse academie.
Portaels behaalde de prijs van Rome. Hij kon zo een paar jaar reizen en in Rome gaan werken, waar zijn eerste leermeester, Navez,, leerling van Jacques-Louis David (1748-1825), al van 1817 tot 1821 actief was. Portaels dacht blijkbaar al aan een loopbaan als historieschilder – het topgenre in de negentiende-eeuwse schilderkunst – en na contact met de directeur van de Antwerpse academie, Gustave Wappers (1803-1874), kreeg hij de toelating ook Palestina en Egypte (Bijbelse onderwerpen) in het raam van de Romeprijs te bezoeken. Zijn intentie ging dus verder dan het schilderen van exotische landschappen met palmbomen en piramides, een populair onderwerp.
Erkenning
Wanneer Portaels terugkeerde van zijn Rome- en Palestinareis en die werken toonde in de salons van Gent en Brussel, kreeg hij snel erkenning. Zo werd hij plaatsvervangend directeur van de academie van Gent, zij het niet voor lang. Hij werkte liever in Brussel, waar hij in het huwelijk trad met Marie-Hélène, de dochter van zijn leermeester en vriend Navez. Zij overleed echter al vijf jaar later, in 1855. In dat jaar nam Portaels deel aan het Parijse Salon en zo aan de eerste Wereldtentoonstelling die in de Franse hoofdstad georganiseerd werd. Hij werd ook benoemd tot lid van de Académie Royale de Belgique.
In 1858 stelde hij zijn atelier open voor jonge kunstenaars, en gaf er teken- en schilderlessen. Dat atelier lag in de (verdwenen) Sint-Apolloniasteeg, in het huizenblok tussen de Congreskolom en het Koninklijk Circus. Het werd snel een succes, wegens de vrijere en praktische (niet doctrinaire) aanpak. De bedoeling van Portaels was leerlingen op te leiden met het oog op grote wedstrijden, zoals de Romeprijs. Maar hij legde ook sterk de nadruk op de nauwkeurige observatie van de natuur en het belang van het métier (het gebruik van de juiste techniek). Dat ging al helemaal in de richting van het realisme. De leerlingen kregen opdrachten, vaak waren dat Bijbelse onderwerpen.
In 1863 werd Portaels hoofddocent ‘Tekenen en schilderen naar de natuur’ aan de Academie voor Schone Kunsten van Brussel. Maar hij zag dat blijkbaar niet als de bekroning van zijn loopbaan, want hij nam al in 1865 ontslag. Wellicht om meer tijd te hebben voor zijn eigen, vrij atelier. Misschien ook wegens conflicten binnen de Academie. Ondertussen had hij een van de grote momenten van de negentiende eeuw meegemaakt: de opening van het Suezkanaal, waar heel wat gekroonde hoofden en uiteraard de top van de financiële en economische wereld aanwezig waren. Hij was daarvoor uitgenodigd, als lid van de Koninklijke Academie van België, door de Egyptische vicekoning. Heeft zijn faam als oriëntalistisch schilder daarbij meegespeeld? Dat is niet duidelijk. Het is echter wel zo dat Portaels van zijn eerste reis een portret van Mohamed Ali heeft meegebracht. Dat is in de verzameling van Wilhelm I van Baden-Württemberg terecht gekomen. Portaels verkocht ook verschillende werken aan Leopold I en Leopold II, nu in de collectie in het Koninklijk Paleis in Brussel. In 1878 werd Portaels, tenslotte, directeur van de Brusselse academie voor Schone Kunsten en bleef dat tot zijn dood in 1895.
Ontdekken en rechtzetten
De expo in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België is merkwaardig genoeg de eerste monografische Portaelstentoonstelling. In de negentiende-eeuwse salons kreeg een bekend kunstenaar een zaal, geen retrospectieve. Vandaar. En in de twintigste eeuw was Portaels al vergeten. Achter deze tentoonstelling schuilt een positief verhaal. Een ontdekking. Nu blijkt dat er in particuliere archieven meer dan drieduizend brieven van of naar de kunstenaar en heel wat tekeningen bewaard zijn gebleven. Het is volledig onbekend materiaal. De studie ervan vergt de nodige tijd en zal onze visie op die periode zeker verruimen. Het museum heeft een aantal tekeningen kunnen verwerven, waarvan er 25 gerestaureerd en nu te zien zijn, naast andere werken op papier, documenten en een paar verwante schilderijen. Samen een honderdtal objecten.
Het resultaat van het onderzoek wordt gepubliceerd in een nummer van de reeks Cahiers van het museum, met bijdragen van Davy Depelchin, Inga Rossi-Schrimpf en Dominique Marechal. Curator Depelchin werkt aan een proefschrift over Portaels (UGent). Hij stelt vast dat er nog heel wat te ontdekken valt over deze kunstenaar en recht te zetten in verband met de teksten die kort na zijn dood verschenen in Brussel, van bekende critici als E.L. De Taeye, Lucien Solvay en Jules Du Jardin (nu weliswaar vergeten, maar interessant). Die hebben het niet alleen over zijn kwaliteit als schilder, maar evenzeer over zijn rol als pedagoog en promotor van een hele generatie jonge kunstenaars. Dat laatste had toen blijkbaar een grote indruk nagelaten.
Het rijk van de sultan
De Oriënt heeft eeuwenlang generaties kunstenaars gefascineerd. De tentoonstelling Het rijk van de sultan in BOZAR belicht de Ottomaanse Oriënt in de kunst van de renaissance.
Op 29 mei 1453 veroverden de Ottomanen Constantinopel, voor sommige historici het politiek einde van de middeleeuwen. Het nieuws over de val van de stad verspreidde zich als een lopend vuur. Met de komst van de Ottomanen begon de fascinatie voor deze hoogstaande cultuur en haar wetenschap. Kunstenaars uit alle hoeken van Europa staken de Bosporus over, de handel floreerde en de culturele uitwisseling bereikte een hoogtepunt. Dit leidde tot een groot aantal kunstwerken die de interculturele dynamiek reveleren. De tentoonstelling toont de vaak dubbelzinnige aantrekkingskracht die het Midden-Oosten uitoefende op westerse kunstenaars, en focust op de invloed van de islamitische wereld op het renaissancedenken.
Met werk van onder anderen Giovanni Bellini (1430-1516), Vittore Carpaccio (1460/65-1525/26), Albrecht Dürer (1471-1528) en Titiaan (ca. 1487-1576).
Grote invloed
De positie van Portaels in onze kunst wordt medebepaald door zijn invloed op de volgende generatie via zijn vrij atelier en uiteraard ook als directeur van de belangrijkste academie. Heel wat latere beroemdheden begonnen daar hun loopbaan: Emile Wauters (1846-1933), Edouard Agneessens (1842-1885), Léon Fréderic (1856-1940), Ernest Blanc-Garin (1843-1916), Xavier Mellery (1845-1921), de gebroeders Van Oyen, Jenny Montigny (1875-1937), Isidore Verheyden (1846-1905), Charles Van der Stappen (1843-1910)... Het Paleis voor Schone Kunsten toonde in 1883 een tentoonstelling van 407 werken van 24 kunstenaars die in het vrije atelier van Portaels lessen volgden. De kritiek was zeer lovend.
In L’Art Moderne kon men lezen: “(het gaat om) een opmerkelijk artistiek evenement en vooral een eerbetoon van de leerlingen aan hun zo geliefde meester.” Jules Du Jardin schreef op het einde van de negentiende eeuw een monumentaal zesdelig werk L’Art Flamand. Hij heeft de Sint-Apolloniasteeg nog gezien en beschrijft het atelier als een donker oord met losbandige studenten en naakt. De Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuwwijk is nooit Montmartre geweest, al klinkt het wel zo. Du Jardin besluit: “Er zijn veel jonge kunstenaars voor wie hij het dagelijks brood en het studiegeld betaald heeft. Zijn loon als directeur van de eerste kunstschool van het land, diende daarvoor en misschien ook het grootste deel van zijn eigen fortuin.” Het Portaelsproject van de KMSKB zal dus wel nog een ander aan het licht brengen.
Tentoonstellingen
Portaels en de roep van de Oriënt (1841-1847) - Van 10 februari tot 31 mei 2015 - Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België Brussel
Het rijk van de sultan. De Ottomaanse Oriënt in de kunst van de renaissance - Van 27 februari tot 31 mei 2015 - Paleis voor Schone Kunsten Brussel