De Sint-Carolus Borromeus in Antwerpen is een prachtige barokkerk. Een vriendelijke man opent het ijzeren toegangshek en de massief houten deur. Het interieur etaleert een weelde van guirlandes, serafijnen en tierelantijnen. We dalen een trap af en belanden in de kantkamer. 

Een unieke schat

De kantkamer heeft een opknapbeurt gekregen. Tijdens de restauratiewerken kwamen de oorspronkelijke kleuren weer aan het licht: witte muren en de kooflijsten in blauwe krijtverf.
NoraAndries heeft oude stukken kont ontleed en vertaald in prikpatronen. Elke stip geeft aan waar de kantwerkster een speld moet plaatsen.

Nora Andries heeft oude stukken kant ontleed en vertaald in prikpatronen. Elke stip geeft aan waar de kantwerkster een speld moet plaatsen.

Aan het woord is Lieve Vroom, een van de zeven dames die op een aanstekelijke manier en met kennis van zaken de bezoeker een woordje uitleg geven. Ze zijn niet zomaar vrijwilligsters maar afgestudeerden aan het Sint-Maria Instituut in Antwerpen. Een van hen stelde een schitterende uitgave samen met patronen van zeventiende-eeuwse kant. Eigenhandig klosten de kantdames de originelen na, ontleedden ze en brachten de stap-voor-stapplannen in kaart. Zelfs voor de leek zijn die technische tekeningen puur kijkplezier.

De oudste stukken van de collectie zijn de Borromeuskerk of de parochie nooit uit geweest. De allerfijnste kant is achttiende-eeuws, gemaakt van vlas en gesponnen met de hand. Ze lijken wel uit ochtendnevel gesneden. Het grootste deel van de unieke verzameling bestaat uit zeventiende-eeuws kant. Karakteristiek zijn de dikke contourdraad die de motieven omringt en de talrijke fantasierijke vullingen. "Nergens vind je een rijkere schat aan zeventiende-eeuwse kant als hier in Carolus Borromeus," zegt Lieve Vroom. En het bijzondere aan deze locatie is dat zowel de architectuur die de kantcollectie huisvest als de onderwerpen dezelfde tijdsgeest uitademen, die van de Gouden Eeuw toen Rubens hier kind aan huis was.

Hoe komt het dat er in deze kerk nog zoveel kantwerk ligt? "De pastoor en de kerkfabriek hebben blijkbaar niets of weinig weggegooid.," antwoordt Vroom. "Daar had men nochtans een handje van weg in de jaren 1960. Het Vaticaans Concilie - in haar ijver om de kerk toegankelijker en voor het groot publiek verstaanbaarder te maken - vernietigde veel overbodigs maar helaas ook veel waardevols. Ex vato's werden als waardeloos blik afgevoerd, plaasteren beelden belandden op de rommelmarkten en met wat geluk bereikte het textiel Spullenhulp. Je kunt je niet voorstellen hoeveel kant er in die jaren is weggegooid. En dat is Godzijdank hier niet gebeurd."

Niet dat de pastoor of de kerkfabriek zich zo bewust waren van de waarde. In plastiekbakjes van twee liter roomijs, bijvoorbeeld, waren kapitalen aan kant gepropt en die waren onderin laden van vergeten kasten weggemoffeld tot ze zo'n 15-tal jaren geleden bij de grote inventarisatie weer vanonder het stof vandaan kwamen.

Laat ons die spullen in een potje afkoken, oordeelde een mevrouw van de kerkfabriek, maar de kantdames verkozen om het wasje met de hand te doen, in een mild sopje. En het bleek al vlug dat zij precieuze zeventiende-eeuwse kanten in hun vingers hadden, schatten die het onderwerp werden van hun eindwerken en tot op vandaag hun onderwerp van studie. Van de belangstelling daarvoor getuigen ook de commentaren in het lijvige gastenboek, soms zelfs in - niet spreekwoordelijk - Chinees.

naaldkant, kloskant, pottenkant, kant

Met de klok mee: 1. Naaldkant, eerste helft 17de eeuw. 2. Oud-Vlaamse kloskant, tweede helft 17 de eeuw. 3. Oud-Vlaamse kloskant (pottenkant), tweede helft 17de eeuw, type PUNTA. 4. Oud-Vlaamse kloskant (pottenkant), tweede helft 17 de eeuw

Spraakverwarring

Zeventiende-eeuwse Antwerpse kant werd doorgaans als Oud-Vlaamse kant aangeduid, tot in de negentiende eeuw diverse benamingen - die allerminst relevant waren - in zwang kwamen. Binche, Valenciennes, Point de gaze enzovoort waren namen die hooguit naar een genre verwezen maar niet naar de origine. "Toen begonnen ze er echt met hun pet naar te gooien. Dat iets Binche heet wil niet per se zeggen dat het in Binche gemaakt is" De lichtzinnigheid waarmee men met namen goochelt, irriteert Lieve Vroom en Nora Andries. In hun teksten en uitleg zullen zij stukken definiëren volgens bijvoorbeeld de gronden waartussen de motieven verankerd liggen. Aangeduid en genoemd volgens hun product-technische kenmerken: ronde tralie, ijsgrond, vijfgaatjesgrond, sneeuwvlokkengrond, speldengrond ... "Met kant kan je alle kanten uit," zegt Lieve. De diversiteit aan kanten toepassingen, werkstukken kan niet met minder woorden gevat. 

We staan bij een glazen kast vol popperige babykleertjes in negentiende-eeuws applicatiekant en achttiendeeeuws kloskant. "Dit is de garderobe van het kindeke Jesus dat op zijn beurt hoort bij een Spaanse Madonna met kind." Ze krijgen allebei, net als een Barbie, op tijd en stond verse kleertjes aan. 

Type Antwerpen-Binche-Valenciennes, honger- en vastendoek, 1620- 1622, doorstop filetwerk, boord in naaldkant. voorloper van Richelieu-borduurwerk, kant,

Links: Type Antwerpen-Binche-Valenciennes, eerste helft 18de eeuw

Rechts: Detail van honger- en vastendoek, 1620- 1622, doorstop filetwerk, boord in naaldkant. voorloper van Richelieu-borduurwerk

Made in Antwerp

Dit jaar pakt de kantkamer uit met kant van de zeventiende tot en met de twintigste eeuw. De meeste zijn van Antwerpse makelij. Halfweg de zestiende eeuw was er in Antwerpen al een bloeiende kantnijverheid en -handel. Maar de zeventiende eeuw was Antwerpens Gouden Eeuw. Halfweg de achttiende eeuw was kantnijverheid voor de stad zelfs belangrijker dan de diamantindustrie. 

Het meest merkwaardige stuk is een kantwerk (1620-1622) dat het leven van de Heilige lgnatius, stichter van de jezuïetenorde, voorstelt. Het was oorspronkelijk een vierkanten doek, maar ooit als een stripverhaal van 9 meter bij 78 centimeter herschikt. Het op 1 meter na volledige werkstuk ligt in de kantkamer te kijk. De afbeeldingen zijn geklost naar verluchtingen van Cornelius Galle, destijds kopergraveur bij Rubens. 

Er is ook een met kant afgehoord damast uit de zestiende eeuw, een tastbaar bewijs voor de lange levensduur van linnen. De Antwerpse 'pottenkant' ontbreekt hier natuurlijk niet. Met een beetje verbeelding herken je er een pot met bloem in. Al dan niet sterke verhalen trachten het fenomeen pottenkant te verklaren, maar Lieve acht de versie dat de lelie (symbool voor Maria's zuiverheid) model stond, de meest evidente. 

De kantkamer bezit verder stukken uit de achttiende eeuw: strookjes 'nevel' van het allerfijnste 'handgesponnen' vlas. In Antwerpen kloste men kant met doorlopende draden, in tegenstelling tot Brussel waar men kant in delen maakte die men vervolgens aan mekaar hechtte. 

Werk van vele handen

Wij zien staaltjes van ongewoon talent van individuele kantwerksters en verbazen ons over hun anonimiteit. Pas in het begin van de twintigste eeuw krijgen enkelen naambekendheid. 

De kantkamer van de Carolus Borromeuskerk, kant,

De kantkamer van de Carolus Borromeuskerk.

Alleen de moeder en de grootmoeder van de Vlaamse schilder Van Dijck, die een winkeltje in borduurwerk hadden, genoten al in hun tijd de reputatie van getalenteerde tekenaars-ontwerpsters. Dat hebben we onthouden omdat de wereldbenoemde meester beweerde dat hij zijn artistiek talent van hen beiden geërfd had. 

Vooraleer een kantwerkster aan de slag kan, wordt een ontwerp gemaakt dat vervolgens op patroon wordt gezet. Zeventiende-eeuwse patronen zijn moeilijk te vinden. Wel bevindt zich in het MoMu nog een doos vol prachtige achttiende-eeuwse ontwerptekeningen uit het Antwerpse Terninck-instituut, waar het vak werd aangeleerd. Ze zijn een onmisbaar instrument voor de kantwerkster en als het ware de reisroute van de naald, klos en draad. In de zeventiende eeuw gebruikte men nog perkament, vandaar de naam 'perkamentsteeksters'. 

Behalve ontwerpers, perkamentsteeksters hadden ook de 'accrocheuses' de hand in kant. Zij naaiden ogenschijnlijk naadloos - zonder vergrootglas onzichtbaar - de smalle strookjes kant of tule tot één stuk aaneen. Kantwerksters moesten werken van het kraaien van de haan tot het donker. Vrijaf kregen ze alleen op de naamdag van hun patroonheilige. Zij genoten, net als kunstenaars, de bescherming van de Sint-Lucasgilde, wat waarborgde dat ze loon ontvingen. Hardere tijden braken aan met de industrialisatie toen de mechanische tule op de markt kwam. 

In 1810 richtte een Engelsman een tulefabriek op in Borgerhout. Dat was goed bekeken. Antwerpen had immers een geweldig potentieel ervaren maar (toen vooral) werkloze kantwerksters. De fabriek draaide amper tien jaar toen zij al 14.000 mensen tewerkstelde (ook thuiswerksters). De fabriek heeft een honderdtal jaren bestaan.

Praktische informatie

De kantkamer van de Sint-Carolus Borromeuskerk. Tijdelijke tentoonstelling van religieuze gewaden met opmerkelijk fraai Chinees borduurwerk. Open elke woensdag van 10.00 tot 12.30 uur en van 14.00 tot 16.00 uur. Bezoek op aanvraag: donderdag en voor groepen. Hendrik Conscienceplein, 2000 Antwerpen - Tel. 03 231 37 15 of 0477 62 37 94 

Download hier de pdf

De kantkamer van de Carolus Borromeuskerk