Het drieluik met de Maria-Hemelvaart in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel heeft in de loop van de tijd al dikwijls de aandacht van de kunstgeleerden getrokken. Aanvankelijk was dat vooral omdat de schilder onbekend was, en later waren het de voorgestelde personen en taferelen die een nadere uitleg behoefden. Tegenwoordig is de sluier reeds ver genoeg opgelicht om duidelijk te maken, dat dit schilderij in meerdere opzichten de aandacht waard is.
Allereerst omwille van de kennis van de schilder zelf. Het wapenschild bovenaan in het rechterluik, dat het blazoen van een schildersgilde voorstelt met daarboven twee gekruiste pijlen - of 'bouten', zoals men vroeger zei - en een letter A, liet toe de naam van Albrecht Bouts voor te stellen. Deze kunstenaar was de zoon van de beroemde Dirk Bouts, en werd op zijn beurt de belangrijkste schilder van Leuven en een der meest aanzienlijke burgers van zijn stad, waarin een groot aantal van de talrijke kerken door werk van zijn hand werden versierd. Dit drieluik vormde het uitgangspunt om het ander werk van de kunstenaar terug te vinden en te identificeren, maar daarbij bleek al vlug dat het tevens het belangrijkste werk was dat van hem bewaard is gebleven.
Het zou best kunnen dat Albrecht Bouts zelfs nooit een belangrijker geschilderd heeft. Het wapenschild wijst er immers op dat de knielende figuur eronder de schilder zelf voorstelt. Het is dus een werk dat hijzelf aan een kerk heeft willen schenken, en aan een dergelijk schilderij, waarop hij bovendien voor iedereen herkenbaar zelf stond afgebeeld, heeft hij vanzelfsprekend zijn beste krachten besteed. Trouwens, reeds in Bouts' tijd oogstte het werk al bekendheid: de geschiedschrijver Molanus maakt er melding van, en weet te vertellen dat het de schilder drie jaar werk heeft gekost om het af te maken. Tevens weten wij ook dat het oorspronkelijk in de kerk van O.-L.-V.-van-Ginder-Buiten werd geplaatst. Het gebouw bestaat niet meer, maar vroeger hoorde er een woonhuis bij, er tegenaan gebouwd, en precies in dat huis heeft de schilder gewoond, belast met de eervolle opdracht zorg te dragen voor het onderhoud en de bewaking van het bedehuis. De aanleiding tot de schenking van dit altaarstuk is niet bekend, maar in ieder geval is het initiatief ertoe uitgegaan van de hele familie. Naast de schilder knielt immers ook nog zijn stiefmoeder, gekleed als weduwe, die toen waarschijnlijk bij hem inwoonde. Op het linkerluik staat een man die, hoewel het wapenschild boven hem niet werd geïdentificeerd, waarschijnlijk de oudere broer van de schilder is, naar zijn vader eveneens Dirk genoemd.