Louis Ghémar is bekend gebleven door zijn documentaire fotografie van de loop van de Zenne te Brussel vóór de overwelvingswerken. Die werden aangevat in 1867 en ingehuldigd op 30 november 1871 met een plechtigheid die verliep onder een legendarische stortregen in aanwezigheid van burgemeester Jules-Victor Anspach.
Ghémar vestigde zich als fotograaf te Brussel in 1856 nadat hij als lithograaf onder meer ook in Engeland en Schotland had gewerkt. Hij associeerde zich met Robert Severin. Voor de portretfotografie zag de werkverdeling er dikwijls als volgt uit: Severin maakte de zacht afgedrukte foto's die dan door Ghémar met kleur werden verhoogd. De firma Ghémar heeft iedereen die naam en faam had geportretteerd, inclusief de Belgische vorsten (Leopold I en II). Een kritische bespreking van het werk van Ghémar en Severin in het weekblad "La Lumière, Revue de la Photographie. Beaux-Arts. Héliographie. Sciences" (27 september 1856), ter gelegenheid van een fototentoonstelling in Brussel, is buitengewoon vleiend : "het portret van Leopold I levert overvloedig stof tot studie en overweging". Er wordt met passende eerbied geschreven over Vorst en Schone Kunsten. Van Ghémar wordt gezegd dat hij "peintre de talent" is en er wordt ook uitvoerig beschreven hoe de door Ghémar verhoogde foto's van Severin eruitzien. Maar er zijn ook "niet geretoucheerde" portretten "d'un modèle très-fin et d'un aspect très-artistique". · Naast de portretten zijn er ook reprodukties van schilderijen, tekeningen en "opnamen naar de natuur". "Hoewel de firma nog maar een paar maanden te Brussel is gevestigd", aldus "La Lumière", "heeft ze reeds een vooraanstaande plaats verworven onder de beste fotografen-portrettisten".
In 1862 associeert Louis Ghémar zich met zijn broer die een zakenman en administratieve kracht is en de firma wordt "Ghémar Frères". Datzelfde jaar organiseert Ghémar een fantastisch feest waarvan hij de specialiteit moet hebben gehad. Het heet "Fêtes de Septembre de l'an VI de la photographie", wat dat dan ook moge betekenen. Wellicht is het jaar VI het zesde jaar van zijn vestiging te BrusseL Het heeft plaats "in het Koninkrijk België, Arrondissement Ukkel (Europa)". Het werd een onbeschrijfelijk feest, waarvan het programma bewaard bleef: volksspelen, recepties, optochten, fotografie-séances, feestmaaltijden, prijsuitreikingen, oprichting van een geïmproviseerd standbeeld, vuurwerk, poppenkast, muziekuitvoeringen, enzovoort, enzovoort. Ghémar blijkt - ook volgens Nadar (1820-1910), de beroemde Parijse fotograaf, die in 1892 een hagiografisch stuk schrijft over de intussen overleden meester - een exuberante Brabantse figuur geweest te zijn: "Met zijn soms fantastische droge grappen was deze voorbeeldig sobere Brabander die soms bevlogen scheen te zijn door alle heerlijkheden van de Bourgogne, een even meeslepende spotter als het jongetje van de veemarkt en even sprankelend en voortvarend als een dandy. Er was in dat vaderland der kermissen geen enkele burgemeester die zich een beetje zorgen maakte over zijn stoet, die niet ten rade ging bij Ghémar van wie hij dan ook triomfantelijk naar zijn burgers kon terugkeren. In de lieflijke landen waar de fabrikanten van toverachtige feesten de wet stellen, was de goede Ghémar van rechtswege benoemd tot en toegejuicht als Directeur van Openbaar Vermaak". In 1865 fotografeert hij de begrafenisplechtigheden voor Leopold I.
Het jaar 1866 is een rampeniaar : er breekt een cholera-epidemie uit die vijf maanden lang paniek zaait en 3.467 doden opeist. De pestilentie wordt - wellicht terecht - toegeschreven aan de Zenne, een stortrivier geworden voor de fabrieken aan de oevers en die ook door de Brusselaars zelf met allerlei ondenkbaar afval wordt vervuild. Intussen had Leopold II contacten gehad met de Franse "préfet du département de la Seine" Eugène Georges Haussmann die Parijs gemoderniseerd had; de Brusselse gemeenteraad was ook al op studiereis geweest naar Engeland nadat zich in 1855 ernstige overstromingen hadden voorgedaan. De Zenne zou overwelfd worden en de opdracht werd gegeven aan The Belgian Public Works Company Ltd., een Engelse firma. Ghémar kreeg de opdracht de oude toestand te documenteren en die foto's bleven bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Brussl
In 1867 neemt Ghémar deel aan de expositie van Parijs waarover bericht wordt in "The British Journal of Photography" (18 april 1867). De publicist herinnert zich bij die gelegenheid Ghémar in Brussel te hebben bezocht. Hij had zich toen verwonderd over de kleine en eenvoudige werkruimten die verrasten in vergelijking met de indruk die de hele firma maakte. "De portretten van de vele koninklijke eminenties zijn, neem ik aan, niet in deze werkplaatsen gemaakt maar wel in de koninklijke residenties; als ik kritische opmerkingen maak, moet daarmee rekening worden gehouden. Deze firma is ook een lithografisch bedrijf en dikwijls levert de combinatie van de twee technieken gelukkige resultaten op. Van een aantal fotografische portretten kunnen lithografieën worden gemaakt die dan al de perfectie hebben en niets van de tekorten van de zonneprentjes (the sun pictures). Een lithograaf zal bovendien ook weten hoe een negatief op een superieure wijze moet worden geretoucheerd".
In 1870 wordt de Frans-Duitse oorlog uitgevochten en er loopt een verhaal dat Ghémar vanuit Brussel de Fransen zou geholpen hebben door fotomicroscopische telegrammen te maken die per postduif door de Franse legatie te Brussel naar de Franse minister van defensie werden gestuurd. Het verhaal past alleszins bij zijn persoonlijkheid. Tot slot nog een mooie retorische volzin van Nadar die vooral de veelzijdigheid van Ghémar schijnt te bewonderen: "Zoals ( ... ) zovele anderen onder ons was Ghémar schilder, en dan vooral portrettist. Zijn potlood hanteerde hij met evenveel snelle trefzekerheid als de kalligraaf zijn pen; hij was een kolorist die zelfs in het nobele land van de Vlaamse kunst geëerd werd en die, bovendien groot reiziger en polyglot, de internationale high-life schatplichtig maakte aan zijn palet" ("Paris Photographe", 1892).