Johan van de Wiele, Aanspreken en verrassen, dat moeten we

In het geopende raam gonst het verkeer. De zon stroomt als gesmolten lood naar binnen. Als Johan Van De Wiele naar buiten zou kijken, zou hij zien: wollige fruitbomen, ruïnes bezaaid met muurplantjes, blauwpaarse lavendel en een druivenakker op de zuidelijke helling.

Maar hij kijkt naar mij, en zegt: 'De Sint-Pietersabdij moet in de toekomst structureel blijven nadenken over haar plaats in het Gentse museumlandschap, ofschoon ze momenteel een duidelijk profiel heeft via een galerij van historische tentoonstellingen.' Johan Van De Wie Ie is conservator van de abdij en beheerder van de receptieve ruimten van de stad Gent. Johan Van De Wiele vervolgt: 'Ik heb nooit in het soort klassiek kunstmuseum gewerkt. Ik zat in de Albertina in Brussel. In het Gents stadsarchief.

Johan van de Wiele

Johan van de Wiele

Was bezig als historicus, kortom. In het begin van de jaren negentig werd me dan gevraagd een beleid te ontwikkelen voor de Sint-­Pietersabdij. Later werd die functie uitgebreid naar de stedelijke receptieve panden zonder vaste collectie; zoals onder meer het Gravensteen en de Vleeshallen. Het grote probleem was om de abdij naar buiten toe een degelijk en herkenbaar profiel aan te meten. Vroeger gebeurde hier van alles en niets. Er zat weinig lijn in, weinig visie achter. Dat kwam omdat de stad vond dat iedereen zijn ding moest kunnen doen in de abdij. Dat liep uit de hand. En de Sint­-Pietersabdij verloor haar prestige.' In de gangen van de abdij zijn schilders en timmerlui aan de slag. Soms krijgt ons gesprek reliëf door een vrolijk gefloten lied. 'Ik heb mijn medewerkers opgetrommeld, het geld op een hoop gegooid en gezegd: voilà. Wat te doen? We waren het meteen eens om een paar aanslepende knelpunten van de baan te ruimen. Zo moest de abdij open voor het publiek, zoveel en zolang mogelijk. Ze moest terug een openbare ruimte worden met een bescheiden, maar vaste terugblik op haar geschiedenis. Wou de abdij een profiel dan moesten we aansluiten op haar verleden, vandaar: één grote historische tentoonstelling per jaar. Mijn voorgangers hadden in zekere zin het métier van dergelijke exposities in de abdij uitgezaaid. We moesten op dat elan doorgaan, vonden we, en het almaar meer uitzuiveren. En we wilden historische tentoonstellingen die niet alleen maar schoon waren. We wilden goede tentoonstellingen maken: met een correcte achtergrond en opgebouwd met alle moderne middelen uit zoveel mogelijk disciplines. Wat we wilden was: een verhaal vertellen, dat verhaal belichten vanuit diverse hoeken én vernieuwend zijn.

Daarvoor hadden we mensen nodig, bekwame mensen, gespecialiseerde mensen, mensen met zin voor humor ook.' 'Meteen kwamen we tot de conclusie dat het ons jaarlijks toegeschoven werkgeld paal en perk stelde aan onze intenties. We kregen er een opdracht bij; namelijk: zodanig creatief omspringen met een relatief bescheiden budget dat onze doelstellingen nog beter uit de verf kwamen.' Hij zucht en zegt: 'We moeten een maatschappelijk draagvlak creëren waarop we historisch verantwoorde, qua aanpak vernieuwende en voor het publiek interessante tentoonstellingen kunnen projecteren. Ik geloof niet in het uitmelken van BV's. Er staat geen oneindige rij Jordaansen, Rubensen en Van Dycken klaar. Ooit droogt dat reservaat op. En dan? Nee, ik denk dat we met de pionnen anders moeten gaan schuiven op het schaakbord. Sponsors, geldschieters en belangengroepen warm maken voor meer kwaliteit dan wel kwantiteit. Ik begin er nog eens over, en zweer erbij: we moeten tentoonstellingen maken die het publiek aanspreken en verrassen. Waarom geen podiumkunstenaars aantrekken? Waarom geen artiesten die bezig zijn met licht en geluid aanspreken? Waarom er geen videokunstenaars bij betrekken? Waarom geen kunstenaars laten meebouwen? Samengevat: ik geloof in werken in teamverband met artistiekelingen. Verschillende disciplines samen­brengen om een groter geheel te concipiëren. Zo krijg je een meerwaarde en bereik je de meerwaardezoekers en krijg je een breed, belangstellend publiek dat zich graag identificeert met de Sint-Pietersabdij.' 'Onze opdracht is uiteraard ruimer dan alleen maar één grote tentoonstelling per jaar te bouwen. Onder die grote boom willen we velden van bloemen aanleggen. De Sint-­Pietersabdij kan groeien als podium voor bijvoorbeeld jonge kunstenaars. We hebben een unieke ruimte, we hebben de mensen die voor de nodige omkadering en begeleiding kunnen zorgen, we hebben kennis van zaken. Het kunstonderwijs heeft bijvoorbeeld plaats nodig om jongelui met het publiek te confronteren, welnu: we hebben plaats en we gunnen die graag aan studenten, aan jonge artiesten. Dat is niet bepaald een idee van mij, dat komt vanuit de groep hier, dat komt vanuit een breder maatschappelijk perspectief, dat komt vanuit de wil iets te doen. En eigenlijk is dat gegroeid vanuit de abdij zelf. Toen ik daarnet zei dat de Sint-Pietersabdij zolang en zoveel mogelijk open moet zijn sloeg dat niet alleen op de openingsuren, de abdij moet open zijn in zoveel mogelijk richtingen.' 

 

Tentoonstelling 'Tussen hemel en aarde'

Tentoonstelling Tussen hemel en aarde

Tussen hemel en aarde

Op zaterdag 22 mei 1999 opende in de Sint-Pietersabdij in Gent de expositie Tussen hemel en aarde. Permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de Sint-Pietersabdij'. Deze tentoonstelling staat dagelijks gratis open voor het publiek, dat tegelijkertijd ook een deel van de Sint-Pietersabdij zelf kan bezoeken, los van eventuele tijdelijke tentoonstellingen of manifestaties.

Tussen hemel en aarde. Permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de Sint-Pietersabdij' brengt op een unieke manier de geschiedenis van de abdij en haar verwevenheid met de maatschappij eromheen in beeld. Enerzijds staat het monniken leven er gematerialiseerd in stenen sculpturen, grafschilderingen, schilderijen, glaswerk, miniaturen, foto's en gravures. Anderzijds worden er aan de hand van thema's zoals eten en drinken, de dood, oorlog en vrede, de samenwerking met de vorsten, ziekenzorg en andere, sleutels aangereikt om het fenomeen abdij in het algemeen en de Sint-Pietersabdij in het bijzonder historisch en maatschappelijk te situeren. 

Abdijen golden lange tijd als de belangrijkste culturele centra. Zij bezaten een schat aan kunstwerken en in de scriptoria werd er geduldig gewerkt aan manuscripten die als unieke juwelen versierd werden met prachtige miniaturen. Ook de Sint-Pietersabdij nam een niet-onbelangrijke plaats in de geschiedenis van het middeleeuwse boekwezen in. Uit haar bibliotheek zijn een aanzienlijk aantal handschriften bewaard. Enkele van deze kunstparels zijn te bewonderen op de tentoonstelling waarvan u als  bezoeker ook actief kan deelnemen door middel van de nieuwste audio-visuele expositietechnieken en CD-­rom.

Praktisch

Permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de Sint-Pietersabdij, Gent

Tentoonstelling 'Carolus', Konrad Seusenhofer, Kinderharnas van Karel V, Innsbruck,

Tentoonstelling Carolus, Konrad Seusenhofer, Kinderharnas van Karel V, Innsbruck, 1512-1514, Wien, Kunsthistorisches Museum, Hofjagd- und Rüstkammer

Carolus - Keizer Karel 1500-1558

De Gentse tentoonstelling volgt het levensverhaal van keizer Karel. De bezoekers treden als het ware in zijn voetsporen. Net als hij, hij wordt op 24 februari 1500 in Gent geboren, maakt de bezoeker eerst kennis met het historische Gent. In 1515 wordt Karel de vorst van de Bourgondische Nederlanden. Het koningschap van Castillië en Aragon en het keizerschap over het Habsburgse Rijk maken van hem een Europees vorst met een universele ambitie. Door de Spaanse kolonisatie van Midden- en Zuid-Amerika gaat de Nieuwe Wereld voor hem open. 

Op die manier wordt de tentoonstelling geordend rond vier concentrische cirkels die toelaten de wereld vanuit steeds wijdsere perspectieven gade te slaan. Elk deel van de tentoonstelling bestrijkt niet alleen een groter geografisch gebied, maar ook een steeds complexer interactieniveau, eerst politiek-religieus, daarna ook cultureel en sociaal-economisch. 

De kernvraag waarop het comité van historici en kunsthistorici in deze tentoonstelling een antwoord proberen te geven is de volgende: hoe ervaart Karel zijn omgeving, zijn vorstendommen, de wereld om hem heen en hoe poogt hij als vorst en keizer deze werkelijkheid te beheersen en te sturen.

Praktisch

Sint-Pietersabdij, Gent. Van 6 november 1999 tot 30 januari 2000

Louis Paul Boon

Louis Paul Boon

Fabrieksstad Aalst, Louis Paul Boon 1912-1979

Op 8 mei opende in Aalst het Boonjaar met een plechtigheid die Boon ongetwijfeld deed omdraaien in zijn graf. Maar het moet gezegd: de tentoonstelling, opgezet als een wandeling door het leven en werk van de anarchist-nihilist-viezentist Boon is een pareltje, zowel voor de kenner als voor de leek. 

De tentoonstelling is echter meer dan een biografisch parcours door de geboortestad van onze volksschrijver. Zo vertelt ze ook de geschiedenis van de stad Aalst, de evolutie van een middeleeuws dorpje naar een fabrieksstad. Of moeten we spreken over een revolutie, want midden de 19de eeuw wordt de rust plots doorbro­ken door het gedaver van de trein die het stadje doorboort. Deze gebeurtenis, met alle gevolgen van dien, moet je kennen om de boeken - en de gedachtenwereld van Boon in het algemeen -ten volle te begrijpen. Ondineke, bijvoorbeeld, Boons meest bekende heldin uit de boeken over de Kapellekensbaan, verpersoonlijkt de veranderingen die het stadje doormaakt. Ook archiefmateriaal over Pieter en Adolf Daens en de bende van de Zwarte Hand vertellen zowel over de schrijver Boon als over de sociale strijd in een fabrieksstad. 

In het Belfort op de Grote Markt doorloop je Aalst van in tjaar 1800-en-zoveel tot en met de Groote Oorlog. Documenten en kijkkasten tonen gebeurtenissen en personen, waaronder de voorouders van Boon, maar ook de eerste stapjes van de volksschrijver in een wereld die bevangen is door giftige rook en angst voor de oorlog. 

De tweede locatie is het Museum Oud-Hospitaal, waar zich het het grootste deel van de tentoonstelling bevindt. Het museum zelf is bijna een labyrinth, waar telkens nieuwe ruimten onverwacht opduiken.  Hier wordt de nadruk meer gelegd op het leven van Boon zelf, op zijn kunstbroeders en op hoe de schilder per ongeluk schrijver werd. De donkere zaal waarin de Tweede Wereldoorlog wordt geëvoceerd, oogt enigszins slordig door het /ast minute-werk, maar toont desondanks voldoende de waanzin en het begin van een blijvende angst voor de bom, die een belangrijk thema wordt in het werk van Boon. Hier zijn het vooral schilderijen, gedichten, brieven en foto's die het verhaal illustreren. 

De tentoonstelling eindigt in het Cultureel Centrum De Werf waar de bezoeker de jaren '50 binnenstapt. Boon heeft zich terugge­trokken in zijn reservaat in Erembodegem en bekijkt van op afstand de nog steeds snel veranderende wereld. Hij projecteert de symptomen op zijn ik-personages en zet tal van maskers op. Hierdoor zijn erg veel verwarring en misverstanden ontstaan rond Boon en in dit deel van het parcours worden dan ook heel wat mythes doorprikt. De rondgang eindigt aan de schrijftafel waar Boon, op 10 mei 1979, dood aangetroffen werd door zijn echtgenote Jeanneke. 

De tentoonstelling is uitgebouwd op twee niveaus zodat de kenner en de leek het parcours elk op hun eigen manier kunnen doorlopen. In elke zaal wordt er op grote panelen uitleg gegeven over de behandelde periode. Zo krijg je alle nodige achtergrondinformatie over de stad én de schrijver. 
Mensen die reeds vertrouwd zijn met het leven en het werk van Boon hoeven heel wat minder tekst te doorworstelen. Zij kunnen aan de hand van representatieve citaten -deze zijn aangebracht op reusachtige kopieën van zwartwitfoto's die de vrijgebleven wanden sieren -afleiden waar in het leven van Boon ze zich bevinden. 

Praktisch

Belfort, Museum Oud-Hospitaal en C.C. De Werf, Aalst. Nog tot 31 oktober 1999

Stedelijk Museum 'Het Toreke'

Stedelijk Museum 'Het Toreke' 

Heropening Stedelijk Museum 'Het Toreken' in Tienen

Op 10 september 1999 opent het stedelijk museum het Toreke na twee jaar sluiting opnieuw haar deuren voor het publiek. Dankzij zware investeringen zal de stad beschikken over een museum dat beantwoordt aan de meest moderne museale opvattingen, zowel wat de conservatie van het patrimonium betreft als wat de presentatie ervan aangaat. 

De museumcollectie steunt op twee pijlers: de archeologische verzameling die het verhaal vertelt van de Gallo-Romeinse vicusnederzetting Tienen en de voorwerpen, van de middeleeuwen tot nu, die het handelend en beschouwend bezig zijn van de mensen uit de regio illustreren. Vooral de grootschalige opgravingen die sedert twee jaar uitgevoerd worden op het Grijpveld - een zone aan de rand van de stad die voor de industrie bestemd is - hebben gezorgd voor een verzameling archeologica die de stoutste verwachtingen overtrof. 

Uit het tweede collectieonderdeel moest een coherente en samen­hangende selectie gemaakt worden rond een nog te bepalen thema. Uitgaande van het Toreke als voormalige stadsgevangenis werd door de baliebediende naar voor gebracht dat erg veel bezoekers vragen hadden over deze vroegere bestemming. Er werd gezocht naar een manier om deze twee thema's te verbinden. De rode draad doorheen de tentoonstelling wordt het verhaal van de werkende, feestende en biddende Hagelander in het licht van de vaak gehoorde vaststelling 'het was vroeger zoveel beter'. Dit laatste wordt verduidelijkt aan de hand van een aantal prenten en teksten die over de laatste tweehonderd jaar precies hetzelfde poneren. 

De bezoeker wordt geconfronteerd met een verhaal dat nostalgie oproept, maar dat er tevens constant over waakt dat men zich niet behaaglijk in die nostalgie wentelt: de bezoeker wordt als het ware continu op het verkeerde been gezet. 

Wie het Toreke bezoekt wordt geconfronteerd met een uitgewerkt verhaal dat op de eerste plaats aan de hand van de voorwerpen maar eveneens van gedigitaliseerde tekstpanelen, van klank- en van videomontages en van softwarepaketten aangeboden wordt. Het is de bedoeling om deze opstelling gedurende vijf jaar in het museum te behouden. Ongetwijfeld zal de bezoeker nieuwsgierig zijn naar de rest van het niet-geëxposeerde bezit van het museum. Om hieraan tegemoet te komen worden op twee plaatsen computers opgesteld waarmee de inventaris kan geconsulteerd worden.

Praktisch

Stedelijk Museum 'Het Toreke', Tienen. Vanaf 10 september

Kunst in huis - Kunstuitleen

Kunst kunt u lenen zoals u een boek leent bij de bibliotheek. Al voor enkele honderden franken kunst u werken van hedendaagse Vlaamse kunstenaars bij u thuis of in uw bedrijf hebben.

Kunstuitleen is een initiatief van Kunst In Huis, een organisatie die hierdoor meer mensen in aanraking wil brengen met actuele beeldende kunst. Kunst In Huis wil mensen boeiende ervaringen bieden. Kunst mag verfraaien, maar moet ook ontroeren, vragen oproepen, tot denken aanzetten. Kunst lééft en doet leven. 

Tegelijk heeft Kunst In Huis het belang van de kunstenaar, onbekend of reeds erkend, voor ogen. Via kunstuitleen in de eerste plaats, maar ook via rechtstreekse contacten tussen kunstenaar en publiek. De kunstenaar krijgt zo de kans meer mensen voor zijn werk, en voor beeldende kunst in het algemeen, warm te maken. Het uiteindelijke doel is: beeldende kunst een prominentere plaats geven in het Vlaamse cultuurleven. En dat mensen zelf op pad gaan om kunst in het atelier of museum te ontdekken. 

U kunt een jaarabonnement nemen, puur en alleen om kunstwerken te lenen. Maar u kunt ook een kunstwerk kopen wanneer u er hopeloos verliefd op wordt. Dan neemt u best een abonnement 'met kooptegoed': 70% van het maandbedrag houdt u dan tegoed voor een eventuele aankoop.

Praktisch

Tranen der goden - Barnsteen door de eeuwen heen

In deze expositie zal een keur aan barnstenen voorwerpen uit Nederland te zien zijn zoals Romeinse beeldjes, rookattributen, sieraden en medicijnflesjes. Ook aan moderne barnstenen sieraden wordt aandacht besteed. 

Barnsteen heeft al sinds de prehistorie een grote aantrekkings­kracht op mensen. De oudste barnstenen gebruiksvoorwerpen van ons land moeten rond 12.000 v. Chr. door rendierjagers zijn 
achtergelaten. In historische tijden heeft barnsteen bij ons, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Polen en Rusland, geen grote rol gespeeld, afgezien van het gebruik in attributen die met roken te 
maken hebben. Omdat barnsteen merkwaardige 'magische' eigenschappen bezit, is het niet verwonderlijk dat het tegen allerlei ziektes werd gebruikt en het als een probaat middel tegen kwade geesten werd gezien. Zo stond in de middeleeuw onder andere de 'uitstekende werking' tegen de pest centraal.

Barnsteen werd zo geliefd omdat het een aantal bijzondere eigenschappen heeft. Het varieert in helderheid en kleur, is vrij zacht en daardoor goed te bewerken. Het laadt zich bij het opwrijven met een wollen doek ook negatief op en trekt dan kleine voorwerpen aan, een eigenschap die onze voorouders vast voor een raadsel deed staan. 

Praktisch

Museactron, Maaseik. Nog tot 3 oktober 1999

Warande

Ricardo Brey, Marie-Jo Lafontaine, Zhou Shanglie en Mulugeta Tafese

Deze kunstenaars zijn afkomstig uit verschillende werelddelen, maar verblijven allen in ons land. Hoewel het een groepstentoonstelling is, krijgen de kunstenaars toch de kans om los van elkaar hun artistiek kunnen te tonen. 

Ricardo Brey (°Havana 1955) is een Cubaan die sinds 1990 in Gent woont. Hij nam deel aan tal van tentoonstellingen in binnen- en buitenland, waaronder Documenta IX in 1992. Hij heeft vooral naam gemaakt met indrukwekkende installaties die de levensomstandig­heden van de mens bevragen. 

Marie-Jo Lafontaine (°Antwerpen 1945) is vooral befaamd door haar video-installaties en fotowerken. Ook zij toonde haar werk op vele tentoonstellingen in binnen- en buitenland, waaronder Documenta VIII in 1987. In haar kunst staat de mens en zijn handelen centraal.

Zhou Shanglie (°Shangai 1958) is een Chinese kunstenares die sinds het begin van de jaren '90 in Antwerpen verblijft. Zij heeft uitgebreid de pers gehaald met projecten in een grootwarenhuis en in een zwembad. In deze acties en in haar installaties hecht zij veel belang aan de interactie met haar publiek. 

Mulugeta Tafese (°Hauzien) is afkomstig uit Ethiopië. Sinds 1992 verblijft hij in Antwerpen. Op 
tal van tentoonstellingen in Praktische informatie binnen- en buitenland presenteerde hij zijn schilderijen. Daarbij toonde hij zich een gevoelig colorist die bij de mens zijn inspiratie haalt.

Praktisch

De Warande, Turnhout. Van 2 oktober tot 7 november 1999

Verwoest Gewest-geweest-gewist. Het herwinnen van een stad en regio. leper 1919-...

80 jaar geleden waren de stad leper en de omliggende dorpen één pokdalig maanlandschap vol kraters, puinen, schroot, ... Kortom, het Verwoeste Gewest.

Barakken op het Minneplein in 1920

Barakken op het Minneplein in 1920

Met het einde van de oorlog als uitgangspunt zal aandacht besteed worden aan de terugkeer van de al dan niet oorspronkelijke bewoners, wat gepaard ging met een acute nood aan tijdelijke woningen, waaronder de gekende barakken van het Koning Albert Fonds. De institutionele maatregelen getroffen door de Belgische en lokale overheden worden belicht naast de particuliere initiatieven en internationale hulp, waarna de verschillende scenario's van wederopbouw aan bod komen. 

Het oorlogstoerisme dat vrijwel onmiddellijk na de Wapenstilstand op gang kwam en nooit meer gestopt is, vereiste dadelijk bepaalde voorzieningen zoals hotels, restaurants, 'souvenirshops', ... maar ook het sociaal, religieus en cultureel leven herstelde zich: bioscopen, musea, bibliotheken, kloosters, scholen, de rechtbank en de gevangenis, het verenigingsleven, ... kwamen terug. 

Na één decennium was reeds zoveel hersteld dat de verwoesting als het ware gewist was uit het geheugen van stad en platteland. 

Praktisch

In Flanders Fields, Ieper. Nog tot 14 november 1999

Van Dyck 1999

Laboratorium 

Hoe en waar ontstaan beelden? Hoe en waarom houden beelden stand? Deze en vele andere vragen komen aan bod in het disciplinaire project Laboratorium. In de werkplaats van de beeldende kunstenaar en het lab van de wetenschapper kan de bezoeker reële en virtuele experimenten bijwonen.

Dit grootschalige project wil peilen naar de grenzen en mogelijkheden van kennis, bewustzijn, communicatie en beeldvorming, naar de wetenschappelijke en artistieke agenda van de 21ste eeuw
en naar het collectieve bewustzijn van wetenschappers, kunstenaars en leken.

Jonge curatoren brengen op eigenzinnige wijze het essentiële van kunst, cultuur en wetenschap samen. Deze interdisciplinaire crossover tussen kunsten wetenschap is tegenwoordig bijzonder
relevant. Het is inderdaad moeilijk om nog kunstenaars te vinden wiens werk niet refereert naar de discussie tussen de verschillende disciplines.

Voor het project zijn ook kunstenaars uit verschillende disciplines en wetenschappers vanuit
verschillende gebieden uitgenodigd om in Antwerpen werkplaatsen of workshops te realiseren,
plaatsen waar mensen ideeën kunnen uitwisselen binnen een experimentele opzet.

Praktisch

Van Dyck 1999

Laboratorium 

Links: Luc Steels, The Talking Heads Experiment © Foto: Marleen Wynants

Rechts: Michel François, Curator of Bureau NICC Augmenté, 1999 © Foto: Thierry Anrys

Een vorstelijk imago. Het beeld van de heerser sedert Antoon van Dyck

Net als Rubens, de Champaigne en Velazquez heeft Antoon van Dyck het genre van het staatsieportret een nieuwe vlucht gegeven. Het absolutisme viert in zijn tijd hoogtij: de heersers beschouwen hun macht als door God gegeven, ondeelbaar en onbetwistbaar. Voorts prijken er er overal standbeelden en zorgt de prentkunst voor de verspreiding van het vorstelijk imago.

Al is zijn macht intussen getemperd door de vertegenwoordiging van het volk, toch blijft het beeld van de heerser de modale burger nog altijd imponeren. De troon, kroon, scepter en ring van goud en
edelstenen schitteren nog onverminderd als in een sprookje en worden gekoesterd als onvervangbare schatten. Maar de koning mag nu wel worden geplagieerd, belaagd en in karikaturen bespot,...

Praktisch

Koningin Fabiolazaal, Antwerpen

Retrospectieve Frits Van den Berge 1883-1939

Vaak wordt zijn naam in één adem uitgesproken met die van Constant Permeke en Gustave De Smet. Inderdaad heeft Frits Van den Berghe (1883-1939) zich een tijdlang opgehouden in de (artistieke) nabijheid van zijn twee vrienden. Maar méér nog geldt dat hij voortdurend zijn eigen overtuiging heeft gevolgd en andere wegen gezocht. Daarbij blijkt zijn persoonlijk geluid de karakteristieken van de heersende stroming telkens te overstemmen. 

Frits Van den Berghe, De Zonneschilder, 1921

Frits Van den Berghe, De Zonneschilder, 1921 (detail), olieverf op doek

Zestig jaar na de dood van de kunstenaar probeert de retrospec­tieve in het PMMK diens positie in nationaal en internationaal verband af te bakenen. Zij realiseert de ontmoeting met het werk van collega's die voor Frits Van den Berghe van betekenis waren: Pierre Bonnard, Edvard Munch, Jan Sluijters, Gustave De Smet, Leo Gestel, Ossip Zadkine, Joseph Cantré, René Mag ritte, Giorgio de Chirico, Egon Schiele, Max Ernst. 

Er zullen zich verrassende raakpunten opdringen, maar evenzeer zal het eigenwillig karakter van één van de meest vooraanstaande Belgische kunstenaars van deze eeuw aan het licht komen. 

Zijn schilderkunst werd gevoed door een scherpe zin voor natuur­wetenschappen, affiniteit met het surrealisme, belangstelling voor de psychoanalyse en kennis van wereldliteratuur, mythologie en volkskunst. Het centrale thema in het oeuvre van deze kunstenaar is steeds de mens geweest: de mens in zijn tragische onvolkomenheid en afhankelijkheid. 

De veelzijdigheid van Frits Van den Berg he zal verder toegelicht worden door een rijke selectie van zijn werk als illustrator voor diverse kranten en tijdschriften, waaronder De Vooruit, tentoon te stellen. Tenslotte zal er bijzondere aandacht geschonken worden aan zijn relatie met de galerijhouder en mecenas P.-G. Van Hecke en de kunstcriticus André de Ridder, voortrekkers van de Europese avant­-garde in België. 

Praktisch

PMMK, Museum voor Moderne Kunst, Oostende. Van 16 oktober 1999 tot 13 februarie 2000

Hoge hakken, roze billen ...

Hoge hakken, roze billen ...

Hoge Hakken, Roze Billen

Een tentoonstelling over het varken in de volkscultuur, van Antonius­-varkentjes tot Pigs in Cyberspace.

Het varken is alomtegenwoordig en wordt sinds eeuwen door de mens met symboliek beladen. Het dier staat voor onreinheid, zonde en vraatzucht, maar ook voor wellust, bekoring en voorspoed. Deze zeer dubbelzinnige relatie tussen mens en varken wordt vanuit uiteenlopende thema's belicht. 

In de religie is het varken prominent aanwezig in ommegangen en rituelen, in gebedenboeken en in het gezelschap van allerhande heiligen. Maar varkens spelen ook een rol in het volkse vermaak, in liedjes en speelgoed. Ook in de beeldende kunst, de taal, de literatuur, de reclame en op het internet lopen we varkens tegen het roze lijf. In talloze voorwerpen duikt het varken dan ook op, in evenzoveel gedaanten en vormen, zowel langs Vlaamse wegen als in de Vlaamse huiskamer achter gesloten deuren. 

Hoge hakken, roze billen drijft al deze varkens samen en houdt zo de bezoeker een spiegel voor van wat hij is of net niet zijn wil. .. 

Praktisch

Museum voor Volkskunde, Gent. Nog tot 31 oktober 1999

Hongaarse wapenpraal, detail van een lange dolk, Fernc Bethlen, 17de eeuw, Hungaria Regia, Drinkbeker met deksel van Miklos Palffy

Links: Hongaarse wapenpraal, detail van een lange dolk, Fernc Bethlen, 17de eeuw  © Foto: KBC-galerij, Brussel

Rechts: Hungaria Regia, Drinkbeker met deksel van Miklos Palffy © Foto: Palais voor Schone Kunsten

Europalia 99 Hungaria

Europalia is reeds aan zijn vijftiende festival toe en geeft dit jaar een forum aan de Hongaarse kunst en geschiedenis. Naast tal van theater- muziek-, ballet- en marionettenevenementen wordt er gewoontegetrouw aandacht besteed aan de kunst en geschiedenis van het land in de vorm van enkele tentoonstellingen. 

 Hungaria regia (1000-1800),  Schittering en strijd 

Deze tentoonstelling is opgebouwd rond drie centrale thema's: de sleutelmomenten uit de Hongaarse geschiedenis, de rol die het land traditioneel als ontmoetingsplaats en overgangsgebied van de Europese culturen speelt en de banden van Hongarije met onze gewesten. De tentoonstelling vangt aan met de vestiging van het Koninkrijk Hongarije in het jaar 1000 en loopt tot het uiteenvallen van de dynastieke unie van Hongarije met de Zuidelijke Nederlanden in de slotjaren van de 18de eeuw. 

Een 40-tal Hongaarse musea en kerkelijke verzamelingen lenen stukken uit: edelsmeedwerk, schilder- en beeldhouwkunst, wapens en kostuums, manuscripten uit de wereldberoemde bibliotheek van de renaissancevorst Matthias Corvinus, ... 

Praktisch

Paleis voor Schone Kunsten, Brussel. Van 8 oktober 1999 tot 9 januari 2000

Made in Hungary, André Kertész, Burleske danseres, 1926

Made in Hungary, André Kertész, Burleske danseres, 1926

Made in Hungary: zij die zijn weggegaan/zij die gebleven zijn

Brassaï, Capa, Kertész, Moholy-Nagy, ... Dit zijn slechts de meest bekende namen onder de vele Hongaarse fotografen die in de  jaren '20 en '30 onder druk van politieke en economische omstandig­heden hun geboorteland hebben verlaten om elders hun loopbaan uit te bouwen. 

Even talrijk zijn de talentvolle fotografen die in hun land zijn gebleven. Jozsef Pécsi, Rudolf Balogh, Karoly Escher, hun namen klinken vaak ten onrechte veel minder vertrouwd in de oren.

Met 250 foto's, geselecteerd uit de verzameling van het Hongaars Museum voor Fotografie, biedt de tentoonstelling een evenwichtig overzicht van beide aspecten van de Hongaarse fotografie tijdens het interbellum.

Praktisch

Provinciaal Museum voor Fotografie, Antwerpen. Van 10 oktober 1999 tot 9 januari 2000

Hongaarse wapenpraal

De tentoonstelling toont oude wapens uit het Hongaars Nationaal Museum. Zij dateren van de middeleeuwen tot de 19de eeuw en roepen zowel de turbulente geschiedenis van Hongarije op als de praalzucht van zijn krijgers. Die hanteren wapens van inheemse, Oostenrijkse of Turkse makelij, vakkundig gesmeed en uitvoerig versierd. 

Naast de zwaarden en sabels worden ook defensieve wapens, zoals harnassen en schilden, geëxposeerd. Enkele geschilderde portretten van ridders vervolledigen het beeld. 

Praktisch

KBC-galerij, Brussel. Van 9 oktober tot 12 december 1999

1000 jaar Hongaarse munten, Patrona Hungariae (De Heilige Maagd met Jezus)

1000 jaar Hongaarse munten, Patrona Hungariae (De Heilige Maagd met Jezus), Goud, Ducat

1000 jaar Hongaarse munten

Het penningkabinet van de Koninklijke Bibliotheek Albert I toont een uitzonderlijke collectie gouden en zilveren munten en denkpenningen, die bewaard worden in het Hongaars Nationaal Museum van Boedapest en die de duizendjarige geschiedenis van Hongarije illustreren.

Naast deze munten worden ook kaarten, gravures en foto's getoond. 

Praktisch

Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel. Van 14 oktober tot 11 december 1999

Hongaarse avant-garde: 1915-1925

Lajos Kassak was in zijn tijdschrift 'Ma' (Vandaag) oorspronkelijk  trouw aan een expressionistische strekking, maar oriënteert zich vanaf 1917 naar het constructivisme. Hij organiseert tegelijkertijd tentoonstellingen van jong Hongaars talent: Mattis-Teutch, Tihanyi, Uitz, Bortnyik, Nemes-Lampérth, Moholy-Nagy. 

De tentoonstelling omvat een 150-tal schilderijen, tekeningen, gravures en documenten uit deze voor Hongarije resoluut modernistische periode. 

Praktisch

BBL, Brussel. Van 29 oktober 1999 tot 16 januari 2000

James Ensor, De Gendarmen

James Ensor, De Gendarmen

Ensorgrafiek in confrontatie

James Ensor werd geboren en overleed in Oostende, de badplaats die onder Leopold Il behoorlijk in trek was. Zijn vader was van Engelse afkomst. Zijn moeder, geboren en getogen in Oostende, verkocht souvenirs en curiosa in de winkel van de familie. 

Zijn roeping als kunstenaar kwam er al spoedig tot uiting, door de  aanraking met de zee, de polders en het legendarische carnaval, die stuk voor stuk inspiratiebronnen voor zijn werk zullen worden. De kunstenaar zal erg gehecht blijven aan zijn geboortestad en zijn familiale omgeving, die hij slechts verliet voor enkele zeldzame studiereizen naar Parijs, Londen of Nederland. 

Het vertrekpunt van de tentoonstelling zal de drukgrafiek van James Ensor zijn. Afzonderlijke etsen en diverse themagroepen binnen zijn grafiek zullen geconfronteerd worden met bladen van andere grafici. Zo zullen duidelijke prototypes van bepaalde Ensoretsen in de etsen van Rembrandt, in de litho's van John Martin en in de illustraties van lgnace-lsidore Grandville naast etsen van Ensor hangen. 

Andere thema's in de etsen van Ensor, zoals bijvoorbeeld de kathe­draal, de vermenselijkte kever, het levende skelet, motieven uit de verhalen van Poe, de lijdende Christus, het landschap, ... worden vergeleken met sterk gelijkende thematiek in het oeuvre van andere kunstenaars die tijdgenoten of bijna-tijdgenoten van Ensor zijn.

Praktisch

Museum voor Schone Kunsten , Oostende. Van 19 september 1999 tot 13 februari 2000

Tapijten in stelling De zachte schilderijen van Oudenaarde

Als aftrap van het grote Keizer Karel-jaar in 2000 opende de stad Oudenaarde met een grootse wandtapijtententoonstelling. Het werd een indrukwekkend overzicht van het historische vakmanschap. Alleen aan de presentatie van de zachte schilderijen schort er wat. 

Grote tapijttentoonstellingen komen in Vlaanderen niet zoveel voor. Dat heeft alles te maken met het moeilijke tentoonstellingsmedium. Wandtapijten zijn immers fragiel, gevoelig voor licht, eisen speciale ophangsystemen en kunnen uiteindelijk toch maar een beperkt publiek bekoren. Wandtapijten moeten tussen twee tentoonstellingen door ook rusten en sommigen blijven dan bijna één jaar opgerold en opgeborgen. Dat alles maakt de organisatie van zo'n tentoonstelling geen eenvoudige zaak.

Vandaar dat we in Vlaanderen zelden de gelegenheid krijgen om een grote wandtapijtententoonstelling te bewonderen. Bij grote multi-disciplinaire kunsthistorische tentoonstellingen krijgt het publiek soms wel eens wandtapijten te zien, maar het blijft beperkt want zoveel kwaliteitsvolle wandtapijten bleven er nu ook weer niet bewaard. Vele tapijten verdwenen in de loop der geschiedenis juist omdat ze zo'n waardevolle materialen bevatten. Onder het Directoire bijvoorbeeld, besliste de revolutionaire overheid in Frankrijk om de kostbaarste series van de voormalige koninklijke verzameling te laten verbranden om e het goud en zilver uit te recupereren.

Boek: Meer dan Groen, door Ingrid De Meuter,

Publiekgids bij de tentoonstelling: Meer dan Groen, door Ingrid De Meuter, Uitgeverij OKV, ISBN 9789076099224

Synergie met Keizer Karel 2000

Ondanks al die beperkingen hadden we in de jaren zeventig enkele tentoonstellingen rond Brusselse en Antwerpse wandtapijten en een tentoonstelling rond de wandtapijten van Oudenaarde in Bergen-­op-Zoom in 1988. 

Maar de laatste tien à vijftien jaar kregen de voormalige weefcentra zoals Doornik, Oudenaarde en Antwerpen nieuwe impulsen vanuit de overheid en privé-bedrijven, wat leidde tot een algemene herwaardering van de discipline en van het historische en rijke verleden. Zo was er de interessante tentoonstelling 'Mobiele fresco's uit het Noorden' in het Hessenhuis in 1994 waar de bekende reeks van de 'Werken van Hercules' uit het Kunsthistorisch Museum in Wenen ook te zien was. 

Dat Oudenaarde relatief weinig aandacht kreeg had te maken met het vooroordeel tegenover de productie van de wandtapijten in Oudenaarde. Lang geloofde men dat Oudenaarde eigenlijk enkel belangrijk was voor haar groenwerk, geweven op basselisse-weef­getouwen met wol en zijde als meest verwerkte materialen. Vandaar ook de titel van deze tentoonstelling 'Méér dan groen' die dit vooroordeel met wetenschappelijke argumenten en met kleurrijke wandtapijten wil ontkrachten. 

Dankzij een synergie tussen verschillende partners konden de nodige fondsen gevonden worden om dit huzarenstukje tot een goed einde te brengen. Het project Keizer Karel 2000 leek immers een uitstekende aanleiding. Hij koesterde heel zijn leven wand­tapijten, maar ook de dochter van de wever van der Gheynste uit Oudenaarde, waaruit later landvoogdes Margaretha van Parma werd geboren. Belangrijker nog is een ordonnantie van de keizer waarin hij met 91 artikels het doen en laten van de tapijtwevers en van de tapijthandelaars vastlegde. Hierdoor kreeg de middeleeuwse gilde als organisator van het ambacht nog slechts een bijrol. Het edict ging in voege in Oudenaarde in 1545 en van toen af aan dienden Oudenaardse wevers het nieuwe stadsmerk en weversmerken in te weven in de boorden van de tapijten. 

Op drie verschillende locaties, het Gotische stadhuis, de 15de eeuwse Sint-Walburgakerk en het 18de eeuwse Huis de Lalaing toont de stad Oudenaarde niet minder dan 95 staaltjes van mobiele fresco's. Een behoorlijk aantal behoort tot het patrimonium van de stad, maar zo'n vijftig topstukken komen uit het buitenland. In het stadhuis krijgt de bezoeker een volledig overzicht aan de hand van een zestigtal wandtapijten, verspreid over vier verdiepingen. 

In de tweede locatie, de Sint-Walburgakerk, verkoos men stukken Groen werk of Verdure uit de drie eeuwen samen te brengen. Het accent ligt hier op het evoceren van een blijde intrede, waarbij de beuk van de kerk werd aangekleed met wandtapijten. Het bezoek eindigt in het Huis de Lalaing waar op het gelijkvloers ganse kamers wandtapijten gereconstrueerd worden, terwijl op verdieping de nieuwsgierige bezoeker zowel het weefatelier Vasa als het restauratieatelier van de stad kan bewonderen. 

Praktisch

Stadhuis, Lakenhalle, Sint-Walburgakerk, Herenhuis De Lalaing. Informatie: Stedelijke Dienst Toerisme Oudenaarde. Nog tot 3 oktober 1999 

Open Monumentendag 1999

De Open Monumentendag Vlaanderen wordt in 1999 een bewogen dag. 'Europa, een gemeenschappelijk erfgoed', het Open Monumentendag-thema in enkele tientallen landen, wordt bij ons een verhaal van mensen, ideeën, cultuuruitingen en handelsgoederen die in beweging en op reis zijn. 

Het is fascinerend om na te gaan hoe het reizen, de communicatie en het zich verplaatsen van mensen, gedachten en dingen ons erfgoed diepgaand hebben bepaald. Dat heeft alles te maken met de ligging van 'Vlaanderen' op de geografische en culturele kaart van Europa en - waarom niet? - de wereld. Er kwam hier in de loop van de eeuwen wat langs, vanwege hoogstaande en minder nobele beweegredenen, en er werd wat opgepikt. 

Er was ook een omgekeerde beweging. Mensen van hier belandden elders en kwamen terug met nieuwe bagage: alles wat ze hadden gezien, gehoord, vernomen, gelezen, gekocht ... 
De stenen en andere bouwmaterialen zijn monddood, maar wie goed kijkt en luistert, ziet de 'reisverhalen' die ze zwijgend vertellen: reisverhalen in steen. 

Het woord 'reisverhalen' moet hier zo ruim mogelijk begrepen worden. Het gaat in de meest algemene zin om het andere, het vreemde, het buitenland dat in onze binnenlandse monumenten aanwezig is en waar ze over vertellen: de buitenlandse architect, eigenaar en bewoner; de 'internationale' stijl; het vreemde interieurobject; gebouwen en sporen in het landschap van vreemde machthebbers, reizigers, handelaars ....

Brood ... een hele boterham

Brood ... een hele boterham

Brood ... een hele boterham!

De meeste mensen eten twee maal daags boterhammen, dat zijn 730 broodmaaltijden per jaar per persoon, een behoorlijk aantal. Reden genoeg dus, om een tentoonstelling te wijden aan dit brood, dat al sinds oudsher een zeer belangrijk deel van onze voeding uitmaakt. Maar brood is meer dan enkel ons dagelijks brood, het is het eindresultaat van een lang proces, waarin aandacht moet geschonken worden aan de landbouw, het malen van graan en het bakken van het brood. 

Niet enkel het brood zelf, ook de bereiding ervan komt aan bod in de tentoonstelling. En om de bezoekers een beter zicht te geven op het hoe en waarom van brood, wordt het ter plekke ontleed en wordt de hele weg van graankorrel tot brood afgelegd. Het Museum voor Oudere Technieken heeft de ideale instrumenten in huis om dit proces op een unieke wijze te tonen en te laten ervaren. De hele tentoonstelling wordt namelijk opgesteld in en rondom de authentieke gebouwen die destijds dienst deden voor de verwerking van graan tot brood. In eerste instantie is er de graanschuur van de Liermolen, waar eertijds het graan opgeslagen en gedorst werd. Hier wordt op levendige wijze de cyclus die het brood ondergaat voor het op onze tafel beland, uitgelegd. Daarnaast kan je in de Liermolen terecht voor een maaldemonstratie en een echte houtoven. 

Naast de nieuwe tentoonstelling kan je nog steeds terecht in de Tom men molen. Daar ontdek je een andere watermolen en bakoven van het Museum en kan je de tentoonstelling over de rijstcultuur in het oude Japan gaan bekijken. Rijst is als graansoort zeker zo belangrijk in de geschiedenis van de mens als onze westerse broodgranen.

Praktisch

Fototentoonstellingen

Bekend of onbekend

'Bekend of onbekend'

Bekend of onbekend: Kris Dewitte, Guy Kokken, Marco Mertens

'De Amerikanen groeien op met Elvis Presley, de Britten met The Beatles en wij met platenwinkels' heeft Mauro Pawlowski van The Evil Superstars ooit gezegd. Uit vele generaties platenkopers is hier een kwakkelmodel gegroeid dat wel veel afwijkt van het buitenland, maar ook met verrassende combinaties komt aanzetten. 

Wat uit België komt, is als dusdanig herkenbaar. Vroeger  was  dat een bedenkelijke eer. Vandaag steeds vaker een compliment. 

Dat vallen en opstaan levert mooie verhalen op en trekt mensen aan die dat allemaal mooi in beeld willen zetten. Guy Kokken (Teek, Weekend Knack, ... ), Marco Mertens (Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg, ... ) en Kris Dewitte (Panorama, Cannes, ... ) zijn heren die tijdens de jaren '90 aanhoudend naar podia hebben gekeken en in repetitiekoten, op filmsets en in studio's hebben rondgehangen. Zij hebben dEUS, K's Choice, Hooverphonic, Zita Swoon, Soulwax, Channel Zero, Metal Molly en andere superstars zien geboren worden. Bekend of onbekend?

Praktisch

Oud Stadhuis, Geel. Van 16 oktober tot 14 november 1999

fotografie

Identi(3): Filip Naudts, Tanja Vrancken, Guy Voet

De basis van Identi(3) werd gelegd in 1997 toen Filip Naudts, Tanja Vrancken en Guy Voet, drie fotografen verbonden aan het Provinciaal Museum voor Fotografie in Antwerpen, op zoek waren naar een concept waarbinnen de drang van de hedendaagse kunstenaar om zich als individu te manifesteren en te onderscheiden, kon vormgegeven worden. 

De fotografen gaan de uitdaging aan om 'Identiteit'  in beelden om te zetten. Niet louter als registratie, zoals in de portretfotografie, maar veeleer als ondersteuning van de eigen interpretatie. 

De kijk van de ene kunstenaar op de andere werd als uitgangspunt genomen. Naast de factoren als genetische afstamming en seksualiteit, wordt ook het beeld dat wij dagelijks van onszelf vormen met opzet in twijfel getrokken. Schoorvoetend aftastend werden nieuwe indrukken ingewisseld en visueel voorgesteld.  Geen inventaris dus van identiteiten 'an sich', maar een eerlijke expressie van de diepste impressie.

Praktisch

Cultureel Centrum de Werft, Geel. Van 8 november tot 7 december 1999

Rene Magritte

René Magritte Museum in Elsene

Na een verblijf van bijna drie jaar in Perreux-sur-Marne bij Parijs keren Georgette en René Magritte in 1930 terug naar Brussel, van de ene voorstad naar de andere buitenwijk, waar ze overigens voor hun vertrek naar Parijs al hadden gewoond. 

H et Magritte Museum is een gebouw, eerder dan een onder­ komen voor kunst. Het echtpaar René en Georgette Magritte leefde in Jette van 1930 tot 1954, veel langer dan in de villa in Schaarbeek, een huis dat wereldberoemd werd door in tijdschriften gepubliceerde foto's van René en Georgette en hun hond in hun tuin en hun naar de smaak van Georgette met dure meubels ingerichte kamers. Dit was echter een huis waar Magritte slechts de laatste tien jaar van zijn leven heeft doorgebracht, hoewel Georgette daar nog negentien jaar langer heeft gewoond. 

Magritte schilderde in de Essegemstraat de helft van zijn oeuvre, zijn beste werk. Het huis werd volledig gerestaureerd en heringericht in zijn oor­spronkelijke staat. Het is een gelijkvloers appartement met twee dooreenlopende plaatsen, een gang en een keuken. Een atelier was er niet, schilderen deed Mag ritte in de gang of de tuin. In een schuurtje achterin de tuin vestigde Magritte een onderne­ming voor het ontwerpen van expositiemateriaal en publiciteit onder de naam Studio Dongo, samen met zijn broers Paul en Raymond. 

Naast het originele meubilair worden er voorwerpen, foto's, tekeningen en documenten getoond op de hogere verdiepingen. Deze werden nooit door Magritte bewoond, maar vormen nu het eigenlijke museumgedeelte van het huis.

Download hier de pdf

OKV Plus 1999.3.pdf